gis
2.4.2
Beveiliging
Vorstthermostaat
Maximaalthermostaat
Veiligheidsthermostaat
2.4.3
2.4.4
Instructiehandleiding ADM
Beveiliging watertemperatuur
De branderautomaat bewaakt m.b.v. de vorst-, maximaal-, en de
veiligheidsthermostaat drie temperaturen die betrekking hebben op de
veiligheid. De tabel verklaart de werking van de thermostaten met sensoren.
Temperatuurbeveiliging
Omschrijving
Als de vorstthermostaatsensor (46) een temperatuur meet van 20 °C of lager
start de opwarmcyclus (2.3 "Opwarmcyclus van het toestel").
Als de maximaalthermostaatsensor (39) een temperatuur meet die hoger is
dan 84 °C, opent de maximaalthermostaat. De warmtevraag wordt beëindigd
en de branderautomaat stopt de opwarmcyclus totdat de maximaal-
thermostaat weer sluit. Op dat moment reset de branderautomaat het toestel
en start de opwarmcyclus weer. De maximaalbeveiliging dient om
oververhitting en/of overmatige kalkvorming in het toestel te voorkomen.
Als de veiligheidsthermostaatsensor (38) een temperatuur meet die hoger is
dan 93 °C opent de veiligheidsthermostaat. De warmtevraag wordt beëindigd
en de branderautomaat stopt direct de opwarmcyclus. Er treedt een
vergrendelende storing van de branderautomaat op. Deze moet handmatig
gereset worden alvorens het toestel weer in bedrijf genomen kan worden.
Rookgasafvoerbeveiliging
De rookgassen worden via de trekonderbreker (33) en de rookgasafvoer (22)
naar buiten geleid. Om te voorkomen dat rookgassen in de opstellingsruimte
terecht komen, wordt de afvoer hiervan bewaakt door een zogenaamde
thermische terugslag beveiliging (TTB). Hiertoe is in de trekonderbreker een
rookgasthermostaat (37) met rookgasthermostaatsensor (34) geplaatst. Deze
sensor meet onder normale omstandigheden de omgevingstemperatuur.
Echter, als er onvoldoende trek is (bijvoorbeeld door een geblokkeerde
schoorsteen) zullen de rookgassen 'terugslaan' en langs de
rookgasthermostaatsensor stromen. De sensor meet dan een te hoge
temperatuur en de rookgasthermostaat opent. De warmtevraag wordt
beëindigd en de branderautomaat stopt direct de opwarmcyclus. Er treedt een
vergrendeling van de rookgasthermostaat op. Deze moet handmatig gereset
worden alvorens het toestel weer in bedrijf genomen kan worden.
Ionisatiepen
Om ervoor te zorgen dat er geen gas stroomt als er geen verbranding is, is een
ionisatiepen (21) aangebracht. De branderautomaat gebruikt deze pen voor
vlamdetectie d.m.v. ionisatiemeting. De branderautomaat sluit de gasklep zodra
deze vaststelt dat er wel gas vloeit maar geen vlam is.
13