• Controleer aan de e-pilot regelmatig de luchtdruk van het wiel [21] en de luchtdruk van de wielen van uw rolstoel. Beide factoren heb-
ben een invloed op het rij- en remgedrag en op de actieradius van de e-pilot.
• Bij het rijden met de e-pilot zijn hoofdsteunen niet verplicht. Vergeet echter niet deze bij het rijden zonder e-pilot weer op uw rolstoel
aan te brengen.
• Bij het rijden op openbare wegen dienen de verkeersvoorschriften van het betreffende land (in Duitsland het wegenverkeersreglement)
in acht te worden genomen. Uw rolstoel en de e-pilot moeten worden uitgerust met de hierin voorgeschreven extra inrichtingen.
Neem hindernissen (bijv. stoepranden) indien mogelijk alleen vooruit rijdend. De maximale hoogte van een
obstakel bedraagt 5 centimeter.
Rij langzaam en voorzichtig vooruit tot het wiel van uw e-pilot het obstakel raakt en rijd langzaam over het
obstakel heen. U moet zelf beoordelen of u een obstakel in vrije vaart (zonder motorische ondersteuning) neemt
en hiervoor eventueel een andere persoon om hulp vraagt.
Neem in het geval dat zich een probleem of een foutmelding voordoet onmiddellijk contact op met uw vakhandelaar.
Neem bochten alleen met lage, aan de rijomstandigheden aangepaste snelheid om kantelen van de rolstoel en de
e-pilot te voorkomen.
!
Stel de e-pilot, met name wanneer deze niet wordt gebruikt, indien mogelijk niet continu bloot aan sterk zonlicht.
Dit zou namelijk tot gevolg hebben dat de motor heel warm wordt en in extreme gevallen niet het volle vermogen kan
afgeven. Ook de onderdelen van kunststof verouderen sneller door intensief zonlicht.
Bij oververhitting door zonlicht of intensief gebruik: Laat de e-pilot staan tot deze is afgekoeld.
!
Bij intensief gebruik kunnen de motor, remschijf en remzadel verhit raken. Raak daarom deze onderdelen niet aan
(gevaar voor brandwonden). Laat de e-pilot staan tot deze is afgekoeld.
Bovendien kan door de verhitting olie of vet uittreden op verschillende punten, met name aan de remmen.
Neem de volgende veiligheids- en gevarenaanwijzingen in acht.
6.3 Veiligheidsinstructies
• De e-pilot moet uitgeschakeld zijn voordat hij aan de rolstoel wordt aangebracht of ervan wordt verwijderd. Bovendien moet hij voor het
uitvoeren van werkzaamheden aan de rolstoel (bijv. voor het uitlijnen van de houder of de vastzetremmen) worden uitgeschakeld.
• Om veiligheidsredenen moet u bij langere stilstand, met name op hellingen, de remhendel [7b] aan de linkerkant van de greep met de
vergrendeling [6] vastklemmen, om onbedoeld wegrollen van de rolstoel te voorkomen. Bovendien moet u de aan uw rolstoel aange-
brachte vastzetremmen eveneens aantrekken.
• Als uw e-pilot van de rolstoel is losgekoppeld, moet de remhendel [7b] worden vergrendeld, om onbedoeld wegrollen van de e-pilot te
voorkomen. Bovendien moet uw rolstoel bij stilstand door aantrekken van de remmen tegen wegrollen worden beveiligd.
• In het (onwaarschijnlijke) geval van een oververhitting of brand van het accupack mag dit onder geen beding met water of andere
vloeistoffen in aanraking komen. Als enig zinvol blusmiddel raden de accufabrikanten aan om te blussen met zand.
Neem voor het begin van de rit het volgende in acht:
• De e-pilot mag alleen worden aangebouwd aan rolstoelen die voorzien zijn van grijpbanden die door Alber GmbH hiervoor zijn goedgekeurd.
• De montage en wijziging van de houder voor de e-pilot mag alleen worden uitgevoerd door Alber GmbH of door een door Alber erkende
vakhandelaar.
• Bij het gebruik van de e-pilot moet de gebruiksaanwijzing van de rolstoel absoluut in acht worden genomen.
• Controleer voor elk gebruik de toestand van het e-pilotwiel [21]. Als de band de slijtagegrens heeft bereikt (het profiel van de band is
nauwelijks nog te zien), mag de e-pilot niet meer worden gebruikt.
• Controleer regelmatig de luchtdruk in de band [21] van de e-pilot. Gegevens over de correcte luchtdruk vindt u in de tabel in hoofdstuk 12.
De luchtdruk van de rolstoelwielen dient u te controleren overeenkomstig de instructies en gegevens van de rolstoelfabrikant. Een te
lage luchtdruk kan het rijgedrag en de actieradius sterk beïnvloeden.
• Controleer voor elk gebruik de werking van de remmen [19] van de e-pilot. Zonder functionerende remmen mogen er geen ritten worden
ondernomen.
23