3.5.4 Algemene instructies voor het opladen van het accupack
• Laad het accupack nooit op in de directe nabijheid of in de buurt van brandbare vloeistoffen of gassen.
• In het (onwaarschijnlijke) geval van een oververhitting of brand van het accupack mag dit onder geen beding met water of andere
vloeistoffen in aanraking komen. Als enig zinvol blusmiddel raden de accufabrikanten aan om te blussen met zand.
• Voer het laadproces nooit uit in ruimtes waarin vocht op het accupack zou kunnen neerslaan.
• Voor het opladen met de rolstoel uit op een plaats waar minstens dubbel zo veel ruimte beschikbaar is als ingenomen door de rolstoek
en die voldoende wordt geventileerd, zodat er geen gevaar bestaat door ophoping van ontvlambaar gas.
• Tijdens het opladen kunnen explosieve gassen ontstaan. Houd de rolstoel en de oplader uit de buurt van ontstekingsbronnen zoals
vlammen en vonken.
• Laad het accupack nooit op bij temperaturen onder 0°C of boven 45°C.
3.5.5 Veiligheidsinstructies voor de oplader en het opladen
• Voor het begin van het laadproces moet het systeem uitgeschakeld worden. Als het accupack direct op de e-pilot wordt opgeladen, moet
deze (en de evt. eraan gekoppelde rolstoel) met de remmen worden beveiligd tegen onbedoeld wegrollen!
• Gebruik voor het laden van het accupack uitsluitend de meegeleverde oplader. Het laadproces wordt automatisch beëindigd zodra het
accupack opgeladen is. Te sterk opladen is daardoor uitgesloten.
• Gebruik nooit een andere oplader dan die van Alber.
• Laad met de oplader geen andere accu's op; laad hiermee uitsluitend het accupack van de e-pilot op.
• Als de e-pilot langere tijd (meer dan 1 dag) niet gebruikt wordt, is het raadzaam om de oplader niet constant aan de e-pilot aangeslo-
ten te laten. Trek de oplader eerst los van het accupack, en daarna uit het stopcontact.
• Stel de oplader tijdens het laadproces niet aan vocht (water, regenwater, sneeuw) bloot.
• Voorzichtig bij condensatie. Als de oplader van een koude naar een warme ruimte wordt gebracht, dan kan zich condenswater vormen. In
dit geval moet het gebruik van de oplader zo lang worden uitgesteld tot het condenswater verdampt is. Dit kan enkele uren duren.
• Voer het laadproces nooit uit in ruimtes waarin vocht op de oplader zou kunnen neerslaan.
• Draag de oplader nooit aan de voedingskabel of de laadkabels.
• Trek nooit met een ruk aan de voedingskabel om de oplader los te koppelen van het stopcontact.
• Leg de voedingskabel en de laadkabel zodanig dat niemand erop kan stappen of erover kan struikelen. Stel de twee kabels niet bloot
aan andere schadelijke invloeden of belastingen.
• Gebruik de oplader niet als de voedingskabel, de laadkabel of de aan de kabels aangebrachte stekkers beschadigd zijn. Beschadigde
onderdelen moeten onmiddellijk door de door Alber geautoriseerde vakhandelaar vervangen worden.
• Gebruik de oplader nooit en haal hem niet uit elkaar als hij een harde slag heeft opgelopen, gevallen is of op een andere manier bescha-
digd werd. Breng de beschadigde oplader voor reparatie naar een door Alber geautoriseerde specialist voor medische hulpmiddelen.
• De oplader mag niet door kleine kinderen gebruikt worden.
• De oplader mag alleen worden gebruikt met 207V - 264V netwisselspanning.
• Haal de oplader niet uit elkaar en wijzig hem niet.
• Dek de oplader tijdens het laadproces niet af en leg geen voorwerpen op het apparaat.
• Stel de kabels en de stekkers niet bloot aan druk. Sterke rek of knikken van de kabels, het inklemmen van de kabel tussen een muur en
een kozijn of het plaatsen van zware voorwerpen op de kabel of de stekker zouden een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
• De twee polen van de stekker aan de laadkabel nooit met metalen voorwerpen kortsluiten.
• Controleer of de netstekker stevig in het stopcontact zit.
• Raak de netstekker en de stekker van de laadkabel niet met vochtige handen aan.
• Gebruik de stekker van de oplader en/of de netstekker niet als deze nat of vuil zijn. Maak ze vóór het insteken schoon met een droge
doek.
• Trek na beëindiging van het laadproces eerst de laadstekker uit de bus aan het accupack en vervolgens de stekker van de oplader uit het
stopcontact.
• Let op dat er geen vocht in de laadbussen [10] aan de accu kan binnendringen nadat de verbinding met de oplader is losgekoppeld.
Let er vóór en na het laadproces op dat de stekker van de oplader [25] en de laadbus [10] aan het accupack
schoon zijn en dat er zich geen metalen deeltjes aan bevinden. Als deze aanwezig zijn, moeten ze met een scho-
ne, droge doek worden verwijderd, om het gevaar voor kortsluiting of slecht contact te voorkomen!
15