12.3.3
SLANGEN CONTROLEREN
Controleer alle slangen door ze te buigen en eraan te trekken en een notitie te maken van eventuele schade,
scheuren, verkleuren en veranderingen in de hardheid.
Als de apparatuur defect of beschadigd is, moet deze worden gerepareerd door een servicemonteur die
goedgekeurd is door Interspiro.
WAARSCHUWING! Een daling van de druk veroorzaakt door een breuk in een droogpakslang is net zo groot
als een daling die wordt veroorzaakt door een breuk in de ademhalingsslang. Wees daarom voorzichtig bij
het uitvoeren van de inspectie!
12.3.4
O-RINGEN CONTROLEREN
O-ringen die zijn blootgesteld aan zonlicht, zout water, chemische producten (met inbegrip van milde de-
tergenten) en ozon, verouderen en gaan gebreken vertonen.
1. Controleer alle zichtbare O-ringen.
2. Gebarsten en beschadigde O-ringen moeten worden vervangen.
3. Alle O-ringen in deze gebruikershandleiding moeten worden gesmeerd met het speciale smeermiddel
331 900 269 van Interspiro.
De gebruiker mag zelf alleen de O-ringen vervangen die worden beschreven in sectie 12.4 "Reparaties" in
deze gebruikershandleiding. Andere defecte of beschadigde onderdelen moeten worden gerepareerd door
een servicemonteur die goedgekeurd is door Interspiro.
12.3.5
ANTIVRIESKAPPEN CONTROLEREN
Een lekkende antivrieskap verhoogt het risico van bevriezing en zorgt ervoor dat de reduceereenheid minder
effectief functioneert.
WAARSCHUWING! Oxidelagen en zoutafzettingen in de reduceereenheid kunnen de luchttoevoer stoppen. Als
de reduceereenheid lange tijd is blootgesteld aan water in de behuizing, kan de zuiger van de reduceereenheid
blokkeren of vast komen te zitten. Als een fout van dit type wordt vermoed, moet de reduceereenheid worden
gerepareerd door een servicemonteur die door Interspiro is goedgekeurd.
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de antivrieskappen intern vrij van water zijn. Als deze water be-
vatten, moet de eenheid worden gecontroleerd en, indien nodig, onderhouden door een servicemonteur die
door Interspiro is goedgekeurd.
Regelmatige inspectie moet worden uitgevoerd op een droog, schoon apparaat in een droge, schone en,
voor zover mogelijk, in een koudebestendige omgeving. Inspectie moet altijd worden uitgevoerd voordat
de apparatuur in opslag wordt geplaatst, maar kan ook worden uitgevoerd tijdens het luchtvullen, en ten
minste eenmaal per week.
Tijdens de reguliere inspectie moet de antivrieseenheid worden gedemonteerd en de antivriesdoppen moeten
worden gecontroleerd op de interne aanwezigheid van water, vuil en schade; de O-ringen moeten ook wor-
den gecontroleerd op vuil en beschadigingen. Vuile delen moeten worden gereinigd en natte delen moeten
worden gedroogd. Alle onderdelen moeten droog zijn, voordat ze opnieuw in elkaar worden gezet.
Altijd afspoelen met zoet water. De antivrieseenheid moet niet worden gedemonteerd wanneer het apparaat
regelmatig wordt gebruikt en geen tijd heeft om te drogen.
56