3.7
VOLGELAATSMASKER EN ADEMAUTOMAAT
Het masker is voorzien van een binnenmasker en aparte inademings- en uitademingskanalen die aansluiten
op de kanalen in de ademautomaat. Dit zorgt ervoor dat ingeademde en uitgeademde lucht nooit worden
vermengd. Bij inademing stroomt lucht van de ademautomaat omhoog door de anti-condenspoorten over
de binnenkant van het vizier en verder via de terugslagkleppen in het binnenmasker. Tijdens het uitademen
wordt de uitgeademde lucht naar het omringende water vrijgegeven via de uitademingsklep.
1 Membraan
2 Hendelarm
3 Afdichtende veer
4 Afdichtconus
5 Aansluitnippel
6 Terugslagklep (twee) 13 Balansmembraan
7 Uitademingskanaal
De volgende test beschrijft de werking van de ademautomaat. Zie afbeelding hierboven.
Wanneer de duiker inademt, wordt het membraanhuis (1) naar binnen getrokken en tegen de hendelarm gedrukt
(2). De hendelarm tilt de afdichtconus (4) van de klepzitting op de aansluitnippel (5). Dan stroom lucht door
het inademingskanaal en in het binnenmasker door de terugslagkleppen (6). Wanneer de duiker stopt met
inademen, keren het membraanhuis (1), de hendelarm (2) en de afdichtconus (4) terug naar hun oorspronkelijke
posities en wordt de inlaat afgesloten door de afdichtende veer (3). Wanneer de duiker uitademt, stroomt
uitgeademde lucht van het binnenmasker door het uitademingskanaal (7) en de uitademingsklep (8) en wordt
de afdichtschijf opgetild (10). Dan stroomt de uitademingslucht uit in het omringende water door de gaten
in de afscherming (9). Het mechanisme van de overdrukafsluiter fungeert als een veiligheidsafsluiter voor
de eerste trapreduceereenheid via de afdichtconus die automatisch opengaat als de secundaire druk stijgt tot
tussen 14 en 20 bar (203-290 psi). Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer de reduceereenheid lekt. Wanneer
dit gebeurt kan de veer van de overdrukafsluiter (12) de druk op het centrale deel van het balanceermembraan
(13) niet meer weerstaan. De tegendrukzuiger wordt dan naar binnen gedrukt en geactiveerd zodat het
klepmechanisme de afdichtconus optilt en van de klepzitting afduwt. Er wordt dan lucht vrijgelaten totdat
druk daalt tot ongeveer 10 bar (145 psi). De ademautomaat heeft een terugslagklep (niet getoond) in het
inhalatiekanaal om te voorkomen dat water binnenkomt en om het risico van bevriezing te beperken.
Volgens de reglementen moeten de ademautomaat en volgelaatsmaskers regelmatig worden gereinigd en
ontsmet. Bovendien moeten ademautomaatpen en gelaatsmaskers die door meerdere personen worden gebruikt,
na elk gebruik moeten worden gereinigd en ontsmet. Interspiro beveelt persoonlijke ademautomaatpen en
persoonlijke gelaatsmaskers aan als de meest hygiënische oplossing.
8 Uitademingsklep
9 Afdekking
10 Afdichtschijf
11 Zuiger overdrukafsluiter
12 Veer overdrukafsluiter
18