3.5
MKIII REDUCEEREENHEID
5
7
10
1
2
9
3
6
8
4
1 Externe koppeling voor toevoerslang voor duiken met DP1.
2 Manometer
3 Hendel reserve (CDR)
4 Primaire ademhalingsslang (twee delen)
5 Secundaire ademhalingsslang (octopus), met octopus ademautomaat
6 Slang droogpak (optioneel)
7 BC-slang (optioneel)
8 Klem voor secundaire ademautomaat
9 Houder (één of twee, afhankelijk van het model)
10 Reduceerblok met antivrieskappen
• De lucht uit het cilinderpakket wordt gevoerd aan de drukreduceers die de hoge druk verminderen tot een
middendruk. De lucht wordt daarna door de middendrukslangen geleid naar de ademautomaatt.
De reduceereenheid bevat twee drukregelaars in een verbindingsbuis met een reserveklep. Op de primaire
drukregelaar zijn twee slangen aangesloten. Een van die slangen voedt de primaire ademslang met zijn
primaire ademhalingsklep ongeacht of deze is aangesloten op een volgelaatsmasker of een mondstuk. De
slang heeft een snelkoppeling die in wisselwerking staat met de externe oppervlakteluchttoevoer. De andere
slang is bedoeld voor het opblazen van droogpakken (optioneel).
Op de secundaire drukregelaar zijn ook twee slangen aangesloten. Een van die slangen voedt de secundaire
ademslang (de octopusslang) met de octopus-ademhalingsklep. De andere slang is bedoeld voor Divator
BC of Divator Rescue BC, trimvest (optioneel).
De reduceereenheid wordt met de cilinderklep verbonden via een koppeling die met de hand wordt
vastgedraaid. De reduceereenheid kan niet worden losgemaakt zonder eerst de lucht uit het systeem te
ventileren. De drukreduceer is een zuigertype met een extreem hoge luchtstroomcapaciteit. Om de reduceer
klein en licht te maken is de zuiger uitgebalanceerd, wat tevens een stabiele en gelijkmatige middendruk
garandeert. De druk in de drukcilinders kan worden geregeld op de manometer die op de reduceereenheid
wordt aangesloten met een hogedrukslang.
12