F
4Q13
Analog output 4 permanency before load activation : Permanentietijd voor analoge uitgang 4
voordat een andere uitgang gewijzigd wordt : (0 ÷ 255 sec): De analoge uitgang blijft gedurende deze
tijd op 100% viirdat een andere uitgang aangestuurd wordt.
4Q14
Delay between pressure (temperature) goes down the neutral zone and start of analog output 4
decreasing : Tijd tussen druk onder neutrale zone en het dalen van analoge uitgang 4 : (0÷255sec).
4Q15
Analog output 4 decreasing time : Daaltijd analoge uitgang 4 : (0 ÷ 255sec) Tijd nodig om de analoge
uitgang te laten dalen van 100% tot 4Q5.
4Q16
Analog output 4 permanency at 4Q5 before a load is switched off : Tijd waarbij de waarde 4Q5 nog
aangehouden wordt voordat een uitgang uitgeschakelt wordt : (0 ÷ 255sec).
4Q17
Analog output 4 decreasing time when a load is switched off : Daaltijd analoge uitgang 4 tijdens het
uitschakelen van een uitgang : (0 ÷ 255sec) Tijd voor het dalen van 100% tot 4Q7.
4Q18
Regulation band – Regelband (0.10÷25.00bar; 0.0÷25.0° C; 1÷250 PSI; 1÷250° F;10÷2 500 KPA). Dit is de
band voor proportionele regeling. Deze band vervangt F5 voor de frequentie gestuurde fan. De
proportionele regeling start als de temp/druk hoger is dan het setpunt, en bereikt 100% als de temp/druk
gelijk of hoger is dan set + 4Q18.
4Q19
Integral time – Integratietijd (0÷999s; bij 0 zal de integratie niet plaats vinden). Hier wordt de invloed van
de proportionele actie ingesteld. Hoe hoger 4Q19, hoe kleiner de integratieactie.
4Q20
Band offset (-12.0÷12.0° C -12.00 ÷ 12.00BAR, -120÷120° F, -120÷ 120PSI; -1200÷1200KPA). Gebruikt
om de regelband rond het setpunt te plaatsen.
4Q22
Integral action limitation – Beperking integratiewerking (0.0÷99.0 ° C; 0÷180° F; 0.00÷50,00bar;
0÷725PSI; 0÷5000kPA) De integratiewerking stopt bij het bereiken van SET + 4Q22.
4Q23
Minimum frequency capacity with poor lubrication – Minimum frequentie voor slechte
oliehuishouding (0÷99%; bij 0 is deze functie uitgeschakeld) Als de frequentie gedurende 4Q24 tijd gelijk
of lager is dan 4Q23 (uitgedrukt in %) zal de freq regelaar op 100% werken gedurende 4Q25 tijd.
4Q24
Inverter at 4Q23 of lower frequency duration – Tijd waarbij Invertor op 4Q23 of lagere frequentie
werkt (1÷255min).
4Q25
Time of Inverter al 100% to restore the right lubrication – Tijd waarbij Invertor op 100% werkt
(1÷255min).
6.1.22 Auxiliary Outputs (Hulpuitgangen AR1-AR12)
AR1
Set point for auxiliary relay 1 : Setpunt voor aux relais 1 : (-40÷110° C/-40÷230° F) instelpunt voor alle
relais uitgangen ingesteld als AUS1.
AR2
Differential for aux relay 1 : differentieel voor aux relais 1 : (0,1÷25,0° C/1÷50° F) Differentieel voor
relais AUX1.
Koeling : (AR3 = CL): Inschakelen bij AR1+ AR2. Uitschakelen bij AR1.
Verwarming : (AR3=Ht): Inschakelen bij AR1- AR2. Uitschakelen bij AR1
AR3
Kind of action for aux. 1 : Type aktie voor AUX1 : CL = koeling ; Ht = Verwarming
AR4
Set point for auxiliary relay 2 : Setpunt voor aux relais 2 : (-40÷110° C/-40÷230° F) instelpunt voor alle
relais uitgangen ingesteld als AUS2.
AR5
Differential for aux relay 2 : differentieel voor aux relais 2 : (0,1÷25,0° C/1÷50° F) Differentieel voor
relais AUX2.
Koeling : (AR6 = CL): Inschakelen bij AR4+ AR5. Uitschakelen bij AR4.
Verwarming : (AR6=Ht): Inschakelen bij AR4- AR5. Uitschakelen bij AR4
AR6
Kind of action for aux. 2 : Type aktie voor AUX2 : CL = koeling ; Ht = Verwarming
AR7
Set point for auxiliary relay 3 : Setpunt voor aux relais 3 : (-40÷110° C/-40÷230° F) instelpunt voor alle
relais uitgangen ingesteld als AUS3.
AR8
Differential for aux relay 3 : differentieel voor aux relais 3 : (0,1÷25,0° C/1÷50° F) Differentieel voor
relais AUX3.
Koeling : (AR9 = CL): Inschakelen bij AR7+ AR8. Uitschakelen bij AR7.
Verwarming : (AR9=Ht): Inschakelen bij AR7- AR8. Uitschakelen bij AR7
AR9
Kind of action for aux. 3 : Type aktie voor AUX3 : CL = koeling ; Ht = Verwarming
AR10
Set point for auxiliary relay 4 : Setpunt voor aux relais 4 : (-40÷110° C/-40÷230° F) instelpunt voor alle
relais uitgangen ingesteld als AUS4.
AR11
Differential for aux relay 4 : differentieel voor aux relais 4 : (0,1÷25,0° C/1÷50° F) Differentieel voor
relais AUX4.
Koeling : (AR12 = CL): Inschakelen bij AR10+ AR11. Uitschakelen bij AR10.
Verwarming : (AR12=Ht): Inschakelen bij AR10- AR11. Uitschakelen bij AR10.
AR12
Kind of action for aux. 4 : Type aktie voor AUX4 : CL = koeling ; Ht = Verwarming
XC1015D_V15.doc
Handleiding
6.1.23 Other (Andere oT1-oT9)
OT1
Alarm relay off by keyboard : Alarmrelais UIT via toetsenbord : (Dit is enkel voor relais 84-85-86) no =
alarmrelais blijft aan gedurende het alarm; yES = het relais wordt uitgezet door op een toets te drukken.
OT2
Alarm relay polarity : Polariteit van het alarmrelais : OP = 84-85 gesloten tijdens alarm; CL = 84-85
open tijdens alarm.
OT3
Alarm relay 1 off by keyboard : Alarmrelais 1 UIT via toetsenbord : (Dit is enkel voor de relais ALr1)
no = alarmrelais blijft aan gedurende het alarm; yES = het relais wordt uitgezet door op een toets te
drukken.
OT4
Alarm relay 1 polarity : Polariteit van het alarmrelais 1 : OP = contact gesloten tijdens alarm; CL =
contact open tijdens alarm.
OT5
Alarm relay 2 off by keyboard : Alarmrelais 2 UIT via toetsenbord : (Dit is enkel voor de relais Alr2) no
= alarmrelais blijft aan gedurende het alarm; yES = het relais wordt uitgezet door op een toets te drukken.
OT6
Alarm relay 2 polarity : Polariteit van het alarmrelais 2 : OP = contact gesloten tijdens alarm; CL =
contact open tijdens alarm.
OT7
Serial address : Seriëel adres voor de communicatie : 1 ÷ 247
OT8
Serial address for keyboard : Seriëel adres voor het klavier : niet gebruikt
OT9
Off function enabling : Aktivering off-functie :
no = Functie is uitgeschakeld
YES = Het is mogelijk om de regelaar aan/uit te zetten via het toetsenbord.
7. Regeling
7.1 Neutrale zone – enkel voor compressoren
Dit type regeling is enkel beschikbaar voor de compressoren. De neutrale zone (CP1) zit
symetrisch tov het setpunt, met als uitersten SET+CP1/2 en SET-CP1/2. Als de druk (temperatuur)
binnen deze zone zit, zullen de uitgangen ongewijzigd blijven. Als de druk (temperatuur) buiten
deze zone komt, zal de regeling herstarten. Als de druk groter is dan SET+CP1/2, zullen uitgangen
met een vertraging CP11 bijkomend geaktiveerd worden. Een uitgang wordt enkel ingeschakeld na
de vertragingen CP9, CP10, en CP13. De regeling zal opnieuw stoppen als de druk (temperatuur)
opnieuw binnen de neutrale zone komt.
In het volgende voorbeeld wordt de regeling voor zelfde compressoren met 1 stap per compressor
uitgelegd. De veiligheidstijden CP9, CP10, en CP13 zijn buiten beschouwing gelaten. In
werkelijkheid worden stappen slechts in of uitgeschakeld na deze tijdsvertragingen.
Vb. Neutrale zone regeling, compressoren met zelfde capaciteit, 1 stap per compressor.
In dit voorbeeld :
oA1 = cPr1; oA2 = cPr1; oA3 = cPr1; 4 compressoren voor eerste circuit.
C35 = db Neutrale zone regeling
C39 = yES rotatie
CP16 = no Vertraging "CP11" niet aktief bij opstarten eerste comp. na een vereffening
CP17 = no Vertraging "CP12" niet aktief bij afvallen eerste comp. na een vereffening
rel. 1.5 (11.12.11)
cod. 1592021021
Page
19 / 29