dIXEL
Digitale regelaar voor midden - laag temperaturen
Koeltoepassingen
XR77CX
INHOUDSOPGAVE
1.
ALGEMENE WAARSCHUWING _________________________________________________ 1
2.
3.
4.
5.
6.
HOOFDFUNCTIES ____________________________________________________________ 2
7.
PARAMETERS _______________________________________________________________ 3
8.
DIGITALE INGANG ____________________________________________________________ 4
9.
16. VERBINDINGEN ______________________________________________________________ 5
1. ALGEMENE WAARSCHUWING
1.1 VOORALEER U DEZE HANDLEIDING GEBRUIKT
Deze handleiding wordt, voor later gebruik, het best dicht bij de regelaar bewaard.
De regelaar mag niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan hieronder beschreven. Het toestel mag niet
als veiligheidstoestel gebruikt worden.
Controleer het toepassingsbereik alvorens verder te gaan.
1.2
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Controleer of de voedingsspanning correct is vooraleer het toestel aan te sluiten.
Stel het toestel niet bloot aan water of vocht, gebruik de regelaar enkel binnen het aangegeven
toepassingsbereik en vermijd plotselinge temperatuursveranderingen bij hoge vochtigheid om condensvorming
te voorkomen.
Waarschuwing: verwijder alle elektrische verbindingen voor aleer u onderhoudswerkzaamheden op het toestel
uitvoert.
Plaats de sondes op plaatsen die het niet toegankelijk is voor de eindklant
Het toestel mag nooit geopend worden. Indien dit toch zou gebeuren vervalt de garantie onmiddellijk.
In geval het toestel defect raakt kunt u het terugsturen naar FRIGRO nv met vermelding van de aard van het
defect, de datum van ingebruikstelling en de datum van de vaststelling van het defect.
Respecteer de max. toegelaten stromen door het relais van de toestellen (zie Technische gegevens).
Voor de goede werking van het toestel is het heel belangrijk dat alle ingangssignalen (sondes, digitale
ingangen) strikt gescheiden worden van stroomvoerende kabels, relais en voedingen. De draden van de
sondes en digitale ingangen MOETEN op min. 10cm van alle stroomvoerende geleiders gemonteerd worden.
Kan dit niet, dan dient afgeschermde kabel gebruikt te worden (afscherming aan één kant geaard).
Bij gebruik van het toestel in een schakelkast waarin zich contactoren bevinden die inductieve lasten
schakelen is het aangeraden om parallel over de spoelen en/of contacten van deze contactoren een RC-keten
(type FT1) te plaatsen. Ook op de voeding van het toestel zelf is het aangeraden om een dergelijke RC-keten
.
te plaatsen
2. ALGEMENE BESCHRIJVING
Model XR77CX, formaat 32 x 74 mm, is een digitale thermostaat met een natuurlijke ontdooiing,
ontworpen voor koel applicaties in normale temperatuur omstandigheden. De regelaar beschikt over
twee relais contacten, één voor de compressor en één die kan gebruikt worden voor alarmsignalering,
licht of als externe uitgang. De regelaar is ook voorzien van een Real Time Clock (RTC) waarmee de
regelaar u toelaat om dagelijks 6 ontdooicyclussen te programmeren, verdeeld onder vakantie- en
werkdagen (per dag). Een "dag en nacht" functie met twee verschillende setpoints, laat u toe om in
een energie besparende mode te werken. Verder is de regelaar nog voorzien voor 4 NTC/PT1000
sonde ingangen. De eerste sonde voor ruimtetemperatuur, de tweede voor verdampingstemperatuur,
om zo de einde ontdooitemperatuur te meten. Eén van de twee digitale ingangen kan dienen als derde
temperatuur sonde. De vierde sonde wordt gebruikt als condensor temperatuur alarm of kan als
display temperatuur worden ingesteld.
De RS485 seriële uitgang laat toe om de unit te verbinden met een netwerk lijn (MODBUS-RTU
compatibel) zoals dIXEL uitlees/registratie units van de XWEB-familie, monitoring units. De Hotkey
aansluiting laat ons toe om de regelaar te programmeren door gebruik te maken van de hotkey
programmeer keyboard. De regelaar is volledig instelbaar en configureerbaar via specifieke
parameters die elk op zich in te stellen zijn via het toetsenbord.
3. WERKING UITGANGEN
3.1 COMPRESSOR
De regeling wordt uitgevoerd op basis
van de temperatuur gemeten door de
ruimtesonde
met
een
positief
differentieel tov het setpunt: als de
temperatuur stijgt en het setpunt +
differentieel
bereikt,
wordt
het
koelsysteem gestart. Deze wordt pas
afgezet als de waarde van het instelpunt
terug bereikt wordt. Indien de sonde
defect raakt, zal de compressor werken
gedurende "COn" minuten en vervolgens
uitgeschakeld worden gedurende "COF"
minuten.
XR77CX_V2.doc
Installatie en Gebruikershandleiding
Temper.
SET
Compr.
ON
3.2 ONTDOOIING
Er zijn twee ontdooimogelijkheden beschikbaar via de "tdF" parameter: Elektrische ontdooiing (tdF =
EL) en heetgas ontdooiing (tdF = in).
De ontdooi intervallen zijn afhankelijk van de aanwezigheid van de RTC (in optie). Indien de regelaar
beschikt over een RTC, kan men "EdF" parameter als volgt instellen:
met "EdF = in" de ontdooiing zal gebeuren na het verstrijken van een tijd "IdF"( Standaard
-
ingesteld voor regelaar zonder RTC).
met "EdF = rtc", De ontdooiing zal plaats vinden op de tijdstippen volgens parameter Ld1..Ld6
-
op werkdagen en Sd1...Sd6 op vakantiedagen.
Andere parameters die worden gebruikt bij het sturen van de ontdooiingen zijn: maximum
-
lengte (MdF) en twee einde-ontdooi modes: Bepaald door een einde dooitijd of bepaald door de
einde dooi temperatuur gemeten door verdamper probe (P2P).
Na de de ontdooiing zal mogelijk een druiptijd (Fdt) starten. Bij Fdt=0 zal de druiptijd worden
-
uitgeschakeld.
3.3 BEHEER VAN DE VERDAMPER VENTILATOREN
De werking van de verdamperventilatoren wordt bepaald door de parameter "FnC":
FnC = C_n: Ventilatoren schakelen AAN en UIT samen met de compressor en draaien niet tijdens de
ontdooiing;
FnC = o_n: Ventilatoren draaien continu, behalve tijdens de ontdooiing. Na de ontdooiing starten de
ventilatoren na een tijd bepaald door de parameter "Fnd".
FnC = C_Y: Ventilatoren schakelen AAN en UIT samen met de compressor en draaien tijdens de
ontdooiing;
FnC = o_Y: Ventilatoren draaien continu.
Een extra parameter inzake de werking van de ventilatoren is de 'Fst' parameter. Dit is de maximum
temperatuur gemeten door de verdampersonde waarbij de ventilatoren altijd uitgeschakeld worden.
3.3.1 Automatische activering van de ventilatoren
d.m.v. deze functie (parameter Fct) wordt een pendelbeveiliging uitgevoerd voor de ventilatoren. Het
pendelen van de ventilatoren kan voorkomen als de regelaar aangezet wordt, of juist na het
beëindigen van de ontdooiing wanneer de ruimtetemperatuur de verdamper opwarmt.
Werking: Als het temperatuurverschil tussen verdamper en ruimte groter is dan de waarde van de
parameter Fct, zullen de ventilatoren draaien. Als Fct=0, is deze functie uitgeschakeld.
3.3.2 Cyclische activering van de ventilatoren wanneer compressor uit is.
Wanneer Fnc = c_n of c_Y (ventilatie werkt parallel met compressor) ingesteld is kan toch cyclisch
geventileerd worden.(zelfs tijdens de periode dat de compressor uitgeschakeld is). Dit dankzij de
parameters Fon en FoF. Als de compressor niet in werking is wordt voor een Fon tijd geventileerd,
waarna voor een FoF tijd niet, enz. Als Fon=0 dan zijn de ventilatoren altijd uit wanneer de
compressor ook uit is.
3.4 HULP RELAIS CONFIGURATIE (PAR. OA3; TERM. 10-11-12)
De functie van het hulp relais (klemmen 1-4) kan worden bepaald door de oA3 parameter, naar gelang
de gewenste toepassing. In onderstaande paragraaf zal u de verscheidene mogelijkheden vinden.
3.4.1 Als Licht relais - oA3= Lig
Met oA3 = Lig zullen klemmen 10-11-12 dienst doen als licht relais.
3.4.2 Als extra relais oA3 = AUS
a) Extra relais wordt gestuurd door de digitale ingang 2 (oA3 = AUS, i2F = AUS)
Met oA3 = AUS en i2F = AUS het relais 10-11-12 wordt digitaal in- of uitgeschakeld.
b) Auxiliary thermostaat
I.E. (anti-condensingheater) met mogelijkheid van het in of uitschakelen dmv het keyboard.
Parameters die van toepassing zijn:
- ACH
- SAA
- SHy
- ArP
- Sdd
Door middel van deze 5 parameters is de functie van het hulprelais ingesteld. De
differentie kan worden aangepast door de Shy parameter.
NOOT: Met oA3 =AUS en ArP= nP (geen sonde voor hulprelais).
In dit geval kan het hulprelais enkel worden geactiveerd door middel van de digitale
ingangen met i1F of i2F = AUS.
3.4.3 On/off relais - oA3 = onF
In dit geval is het hulprelais geactiveerd wanneer de regelaar is aangeschakeld en
gedeactiveerd wanneer de regelaar is uitgeschakeld.
3.4.4 Neutral zone regeling
Met oA3 = db kan het hulprelais 1-4 worden gebruikt in combinatie met een
verwarmingselement en zo een neutrale zone actie simuleren.
oA3 cut in = SET-HY
oA3 cut out = SET
3.4.5 Alarm relais
Met oA3 = Alr zal het hulprelais 1-4 functioneren als alarm relais. Het relais zal dus
schakelen telkens wanneer er een alarm actief is. Het alarmrelais kan volgens de
parameter tBA al dan niet worden uitgeschakeld:
Wanneer parameter "tbA = y",zal het relais worden gedeactiveerd door het drukken van
één welke toets. Wanneer "tbA = n" zal het alarm relais actief blijven zolang de regelaar
in alarm is.
3.4.6 Night blind management gedurende energie zuinige werking
Time
Met oA3 = HES, het hulprelais 1-4 kan gebruikt worden voor het beheren van
nachtregime. Het relais wordt bekrachtigd wanneer de energie zuinige modus is
geactiveerd. (dmv digitale ingang of via bedieningspaneel of RTC)
XR77CX
Werking van het hulprelais: Ht: verwarmen; cL: koelen;
Setpunt voor hulprelais
Differentie voor hulprelais.
Sonde voor hulprelais.
hulprelais uit gedurende ontdooiing.
Frigro NV
1/6