Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Abus SECVEST 868 Installatie-Instructie pagina 92

Inhoudsopgave

Advertenties

10.12.5. Signaa detectorl
De test van de detectorsignaalsterkte wordt analoog met de looptest
uitgevoerd. De weergegeven signaalsterkte stemt overeen met het
ontvangstvermogen van het laatst ontvangen signaal van deze
detector. Bij de test wordt het ontvangstvermogen van de draadloze
centrale 6 dB verlaagd. U dient een signaalsterkte hoger dan de
waarde 3 te hebben om een radiocommunicatie te garanderen. Is het
detectorsignaal te laag, dan gebruikt u een repeater (universele
module) om de radiocommunicatie te garanderen.
10.12.6. Ex. Sirenesignalen
De test van de externe sirene dient voor de weergave van de
signaalsterkte. De signaalsterkte dient een waarde hoger dan 3 te
hebben.
10.12.7. UVM' Signalen
De test van het UVM-signaal dient voor de weergave van de
signaalsterkte. De signaalsterkte dient een waarde hoger dan 3 te
hebben.
10.12.8 Bediendeelsiganlen
De test van het UVM-signaal dient voor de weergave van de
signaalsterkte. De signaalsterkte dient een waarde hoger dan 3 te
hebben.
10.12.9. Uitgangen
Op de display verschijnt een lijst met uitgangen die op de installatie
aanwezig zijn. Kies de uitgang die u wilt testen. Druk op GEREED om de
test te beëindigen. Wanneer u de test heeft beëindigd, controleert u of
de uitgang nog de status heeft die hij zou moeten hebben.
OPMERKING: let er op dat niemand probeert, de UVM met behulp van
de afstandsbediening of een verzorgingsnoodoproepzender te
activeren terwijl u de test uitvoert.
10.12.10. Afstandsbedieningen
Druk op de toetsen op de afstandsbediening. De alarmcentrale toont,
welke toets ingedrukt werd en waarvoor de toets dient de identiteit en
de gebruiker. De test van het signaal van de afstandsbediening dient
om de signaalsterkte weer te geven. De waarde van de signaalsterkte
moet hoger dan 3 zijn.
10.12.11.Zorgoproepzender
Druk op de toets van de verzorgingsnoodoproepzender Op de display
verschijnt de identiteit van de gebruiker die aan de zender is
toegewezen. De test van de noodoproepzender dient voor de
weergave van de signaalsterkte. De signaalsterkte dient een waarde
hoger dan 3 te hebben.
10.12.12.Overval zenders
Druk op beide toetsen op de overvalmelder. Op de display verschijnt
de identiteit van de gebruiker die aan dit overvalalarm is toegewezen.
De test van de noodoproepzender dient voor de weergave van de
signaalsterkte. De signaalsterkte dient een waarde hoger dan 3 te
hebben.
10.12.13. Chip-sleutel
Houd de chip-sleutel bij de centrale. Wordt de chip-sleutel herkend,
dan toont de centrale, aan welke gebruiker de chip-sleutel
toegewezen is. Aan elke gebruiker kan maar één chip-sleutel
toegewezen worden. De toewijzing van een chip-sleutel aan een
gebruiker vindt in de gebruikersmodus plaats.
92

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave