7 Inbedrijfstelling
Afb.51
Aflezen van de aanvoertemperatuur
7.4.1
De configuratienummers opnieuw instellen
7.4.2
Configuratienummers CN1 en CN2
7.5
Instelling van het debiet van het directe circuit
52
Na ingebruikstelling heeft sanitair-warmwaterbereiding prioriteit. Blijf in
deze bedieningsmodus om de temperatuur te laten stijgen en controleer
of de warmtepomp goed werkt.
Als aan het einde van de ontluchtingscyclus de warmtepomp niet start,
1x
controleer dan de aanvoertemperatuur op de gebruikersinterface. De
aanvoertemperatuur moet hoger zijn dan 10 °C om de buitenunit te laten
starten. Dit beschermt de condensor tijdens het ontdooien.
Als de aanvoertemperatuur lager is dan 10 °C, starten de back-ups in
plaats van de buitenunit. De buitenunit neemt het over zodra de
aanvoertemperatuur 20 °C is.
Als u de besturingsprint heeft vervangen of een fout heeft gemaakt tijdens
de instelling, moet u de configuratienummers CN1 en CN2 opnieuw
instellen. Met deze nummers herkent het systeem het type buitenunit en
het type back-up dat op de installatie zit.
De configuratienummers resetten:
1. Druk op de toets
2. Selecteer
3. Selecteer Menu 'Geavanceerd' > Configuratiecode instellen > EHC–
04.
4. Stel de parameters CN1 en CN2 in. De waarden zijn te vinden op de
typeplaat van de binnenunit.
5. Selecteer Bevestigen om de instellingen op te slaan.
Via de parameters CN1 en CN2 kan de warmtepomp geconfigureerd
worden op basis van het vermogen van de buitenunit en het
geïnstalleerde type back-up (dompelaar of back-upketel).
Tab.34
Vermogen van de buitenunit
6 kW
8 kW
11 kW
Verwarmingsinstallaties moeten te allen tijde een minimum debiet kunnen
garanderen. Als het debiet te laag is, kan de warmtepomp zichzelf
uitschakelen voor zijn eigen veiligheid; de verwarmings-, koelings- en
sanitair-warmwaterfuncties zijn dan niet langer gegarandeerd.
Controleer voor installatie met vloerverwarming of de collectorkleppen
opengaan. Controleer of de gemeten stromingssnelheid dicht bij de
doelstromingswaarde ligt, afhankelijk van het vermogen van de
buitenunit.
Voor een installatie met radiatoren moet het debiet met de
drukgestuurde bypassklep ingesteld worden.
1. Als er een tweede circuit is, stel het in op vorstbeveiligingsmodus om
de verwarmingsvraag uit te schakelen.
2. Sluit de thermostatische kranen op alle radiatoren Zone1.
.
Installateur.
CN1
Bijverwarmings
ketel
21
22
23
CN2
11
11
11
7779731 - v05 - 22032024