1 Veiligheidsinstructies en aanbevelingen
1.5
Wateraansluitingen
Algemeen
Sanitair-warmwatercircuit aftappen. Zie het hoofdstuk Onderhoud.
Maximumtemperatuur bij het tappunt: de maximale temperatuur van sanitair warm water bij het tappunt
is onderworpen aan speciale voorschriften in de verschillende landen waar dit apparaat wordt verkocht
om de consument te beschermen. Bij installatie van het apparaat moeten deze speciale voorschriften
worden opgevolgd.
Voorzorgsmaat
Breng isolatie om de leidingen aan om warmteverlies tot een minimum te beperken.
regelen
Installeer wateraftapkranen tussen de binnenunit en het verwarmingscircuit.
Als de radiatoren rechtstreeks zijn aangesloten op het verwarmingscircuit, zorg er dan voor dat de instal
latie voldoende inhoud over heeft voor warm water. Installeer bijvoorbeeld een drukgestuurde bypass
klep en een buffertank tussen de binnenunit en het verwarmingscircuit.
Houd de minimale en maximale waterdruk en temperatuur (70 °C ) aan om er zeker van te zijn dat het
apparaat naar behoren werkt. Zie hoofdstuk 'Technische specificaties'.
De hydraulische installatie moet onder alle omstandigheden in staat zijn om een minimaal debiet te ver
zekeren.
Verwarmingswater en sanitair water mogen nooit met elkaar in contact komen. Sanitair water mag niet in
de warmtewisselaar circuleren.
1.6
Installatielocatie
Voorzorgsmaat
Installeer de binnen- en buitenunits op een stevige, stabiele structuur die het gewicht ervan kan dragen.
regelen
Installeer de binnenunit in een vorstvrije ruimte.
Breng isolatie om de leidingen aan om warmteverlies tot een minimum te beperken.
Installeer de warmtepomp niet op een locatie waar er risico op blootstelling aan een brandbaar gas kan
zijn. Als een brandbaar gas weglekt en zich rond de unit ophoopt, kan er brand optreden.
Installeer de warmtepomp niet in een omgeving die:
een atmosfeer met een hoog zoutgehalte of een corrosieve atmosfeer heeft,
is blootgesteld aan brandbaar gas
blootgesteld wordt aan stoom en verbrandingsgas,
bedekt kan worden met sneeuw.
In kustgebieden kunnen de zoute lucht of sulfaatgassen in het milieu corrosie veroorzaken waardoor de
levensduur van de warmtepomp verkort kan worden.
1.7
Aanbevelingen
Werking
Schakel de warmtepomp niet uit. De vorstbeveiligingsmodus werkt niet als de warmtepomp is uitgescha
keld.
Als u uw huis langdurig niet hoeft te verwarmen, schakelt u de verwarmingsfunctie uit of activeert u de
vorstbeveiligingsmodus. Zie het hoofdstuk Bedrijfsmodus selecteren.
Als het noodzakelijk is om de warmtepomp bij langdurige afwezigheid uit te zetten, tap dan de binnen
unit, het verwarmingssysteem, de leidingen tussen binnenunit en buitenunit af ter voorkoming van vorst
schade.
Zorg ervoor dat de binnenunit en de buitenunit te allen tijde toegankelijk zijn.
Controleer regelmatig of de verwarmingsinstallatie met water is gevuld en onder druk staat.
Raak radiatoren niet langdurig aan. Afhankelijk van de warmtepompinstellingen kan de temperatuur van
de radiatoren hoger dan 60 °C worden.
Tap de installatie niet af, tenzij dit absoluut nodig is. Voorbeelden:
Meerdere maanden afwezig terwijl er risico op bevriezing in het gebouw is. Zie het hoofdstuk Onder
houd.
Verwijdering. Zie het hoofdstuk Buitenbedrijfstelling en verwijdering.
10
7779731 - v05 - 22032024