M o n t e r e n e n a a n s l u i t e n
FLENSBREEDTE METEN
─
De flensbreedte van de I-drager moet
overeenkomen met de flensbreedte van het
loopwerk.
Meet de flensbreedte F van de I-drager.
Vergelijk of de flensbreedte F van de I-drager
binnen het bereik valt dat op de loopwerkpen is
aangegeven.
Indien dit niet het geval is, contact opnemen
met de servicedienst van ABUS. Zie „ABUS-
service" op pagina 48.
|
Mo n t a g e o ve r zi c h t
MONTAGEOVERZICHT
In de volgende paragrafen staat de montage van het
loopwerk HF en EF beschreven.
─
Eerst wordt het loopwerk op de vloer
geassembleerd en aangepast aan de flens van
de I-drager. Zie op pagina 12.
─
Daarna wordt het loopwerk aan de I-drager
gemonteerd. Zie pagina 14.
─
Vervolgens wordt de stroommeenemer
gemonteerd. Zie op pagina 16.
─
Indien nodig wordt de eindschakelaar van het
loopwerk gemonteerd. Zie pagina 20.
─
Vervolgens worden de bufferstangen, indien
nodig, aan andere loopwerken bevestigd. Zie
pagina 21.
─
De elektrische aansluiting van het loopwerk is
verschillend, afhankelijk van of het op een
ABUS-kraaninstallatie (zie pagina 23) of een
niet-ABUS-installatie (zie pagina 25 ) wordt
aangesloten.
─
Tenslotte worden de aansluitkabels netjes
gelegd. Zie pagina 27.
Opmerking:
De volgende stappen beschrijven hoe het loopwerk
aan een I-drager gemonteerd wordt, die van voren en
achteren niet vrij toegankelijk is (vastgelaste
eindplaat, halwand).
Als een van de beide uiteinden van de I-drager vrij
toegankelijk is, is een iets eenvoudigere montage
mogelijk: de zijplaten kunnen dan al op de grond
worden vastgeschroefd (aanhaalkoppel in acht
nemen!) en het loopwerk kan dan vanaf de open zijde
op de onderste flens worden geschoven.
11