**Opties van de afwerkingmodus zijn: Standaard, 2-up, 4-up,
6-up, 8-up, 9-up, 16-up, Posterafdruk en Boekje.
OPMERKING
>
U kunt de afdrukfuncties instellen in het dialoogvenster
Eigenschappen van het printerpictogram door [Printers en
faxapparaten] te kiezen (of [Instellingen] > [Printers],
afhankelijk van het besturingssysteem).
A
FDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Voor details over de enveloppen die u kunt gebruiken, raadpleegt u
"Usable Paper" (Bruikbaar papier) in de Reference Guide
(Referentiehandleiding). De procedure om op enveloppen af te
drukken verloopt als volgt.
E
NVELOPPEN PLAATSEN
U moet de flappen van de enveloppen sluiten en deze plaatsen met
de adreszijde omhoog in de richting die op de onderstaande
afbeelding wordt getoond.
U moet de enveloppen plaatsen met de flapkant omlaag en in de
printer invoeren in de richting die met de pijl wordt aangegeven.
Hierna wordt uitgelegd hoe u enveloppen plaatst in lade 1 tot en met
4. Als voorbeeld worden COM-10-enveloppen gebruikt.
Belangrijk:
>
Op de ommezijde van de enveloppe kunt u niet afdrukken.
OPMERKING
>
Zie 'Papier plaatsen' op pagina 26 voor details over de procedure
voor het plaatsen van papier in een papierlade.
B6250/B6500 Gebruikershandleiding> 17