A
FDRUKKEN
A
FDRUKKEN VANAF DE COMPUTER
In dit hoofdstuk leggen we uit hoe de basisflow werkt wanneer u
afdrukt vanuit toepassingssoftware in een Windows
(De procedure verschilt mogelijk naar gelang de computer of de
systeemconfiguratie die u gebruikt.)
Belangrijk:
>
Schakel de voeding van de printer niet uit wanneer deze aan
het afdrukken is. Dit kan tot een papierstoring leiden.
OPMERKING
>
In dit hoofdstuk wordt het afdrukken uitgelegd, waarbij het PCL-
stuurprogramma als voorbeeld wordt genomen.
1.
Selecteer [Afdrukken] in het menu [Bestand] van de
toepassing.
2.
Kies deze printer als printer die u gaat gebruiken om af te
drukken. Voor het gebruik van de verschillende
afdrukfuncties van deze printer geeft u het dialoogvenster
met printereigenschappen weer om de benodigde items in te
stellen. Voor details over de verschillende items en het
instellen ervan raadpleegt u de online Help bij het
printerstuurprogramma.
Belangrijk:
>
Als de informatie over de papierlade niet correct is, wijzigt u
de instellingen op het tabblad [Setup] van het
printerstuurprogramma voordat u doorgaat. Voor details over
de instellingen raadpleegt u de online Help bij het
printerstuurprogramma.
N
UTTIGE AFDRUKFUNCTIES IN HET DIALOOGVENSTER
>
De volgende selecties zijn op het tabblad [Setup] aanwezig:
Papierformaat, Mediatype, Papierbron, Papierbestemming,
Papierinvoeropties*, Afwerkingmodus** en 2-zijdig
afdrukken.
*Papierinvoeropties zijn: Grootte automatisch wijzigen,
Omslagen, Automatische ladewisseling, Mediacontrole,
Blanco pagina's overslaan, Instellingen lade 1 en Mediatype.
B6250/B6500 Gebruikershandleiding> 16
®
-omgeving.
E
IGENSCHAPPEN