5.2. Waterleiding isolatie
1. Thermische isolatiewerkzaamheden van leidingen
Koude (warme) waterleidingen moeten thermisch worden geïsoleerd om
condensvorming op het oppervlak van de leiding te voorkomen, vooral in de
koelstand maar ook te voorkomen dat warmte in en uit de leidingen kan dringen.
1 Voorbeeld van thermische isolatiewerkzaamheden van leidingen met glaswol
[Fig. 5.2.1] (P.5)
A #7K teervilt
C Geblazen asfalt
E Leiding
G Asfaltvilt
H Katoentape (wikkel deze rond een leiding en borstel synthetische polyesterhars over
de tape.)
2 Voorbeeld van thermische isolatiewerkzaamheden van leidingen met
leidingisolatie van polystyreenschuim
[Fig. 5.2.2] (P.5)
A Lijm (vul verbindingen van polystyreenschuim leidingisolatie en openingen tussen
een leiding en polystyreenschuim leidingisolatie volledig met lijm.)
B Leiding
C Polystyreenschuim leidingisolatie (niet-absorberend materiaal)
D Buiten (wanneer leidingen op een dak worden geïnstalleerd, bedek de leidingen dan
met gegalvaniseerde staalplaten om de leidingen tegen regenwater te beschermen.
Deze maatregel is noodzakelijk wanneer leidingen buiten worden geïnstalleerd.)
E Kleefband (zorg dat deze hittebestendig genoeg is zodat de hechting niet wordt beïn-
vloed door hoge watertemperaturen.)
3 Waterdichte leidingen doordringen
Waterdichte membranen van leidingen of moffen doordringen kan een lekkage
in het dak veroorzaken wanneer koude (warme) waterleidingen worden
aangesloten op units die op het dak zijn geïnstalleerd. Om dergelijke lekkage
van het dak te voorkomen, voert u constructiewerkzaamheden uit waar de
leidingen uit het dak komen, zoals te zien in de onderstaande afbeelding.
• Voorbeeld van constructiewerkzaamheden aan leidingen op het dak bij de
constructie van een nieuw gebouw
[Fig. 5.2.3] (P.6)
A Afwerking specie (25–30 mm)
C Twee lagen waterdicht membraan (10–
12 mm)
E Betonnen frame
G Dichtingsmateriaal
(waterdicht materiaal)
I Thermisch isolatiemateriaal
(glaswol of rotswol)
K Koude (warme) waterleiding
(aanvoerleiding)
• Doordringen van dak door waterdicht membraan specie
[Fig. 5.2.4] (P.6)
Dwarsdoorsnedeaanzicht
A Koude (warme) waterleiding
(aanvoer- en retourleiding)
C Bekisting
(bedekken met gegalvaniseerde
staalplaat)
E Bedekking van gegalvaniseerde
staalplaat
G Waterdicht membraan specie
(30–100 mm)
Gewone weergave
A Koude (warme) waterleiding
(aanvoerleiding)
C Bedekking van gegalvaniseerde
staalplaat
E Dichtingsmateriaal (waterdicht
materiaal), elastomeer afdichtmiddel
G Beton (150 mm)
4 Opmerkingen voor thermische isolatiewerkzaamheden
(a) Voltooi thermische isolatiewerkzaamheden van leidingen vooraleer
leidingen en units te installeren. Na de installatie kunnen thermische
isolatiewerkzaamheden niet meer worden uitgevoerd.
(b) Laat de nodige ruimte open op units voor labels zoals naamplaatjes en
inspectiecertificaten uitgegeven door de autoriteiten.
(c) Zorg dat de lijm geschikt is voor thermisch isolatiemateriaal vooraleer
deze aan te brengen op het materiaal.
(d) Zorg dat de blootliggende geïsoleerde leidingen het zicht om de
omgeving niet belemmeren.
(e) Voer thermische en koude isolatiewerkzaamheden uit aan de inlaat/
uitlaat van leidingen (waarop spoelen zijn aangesloten) van een radiator
die door een muur loopt.
[Fig. 5.2.5] (P.6)
Thermische en koude isolatiewerkzaamheden aan de leiding die door een balk loopt
A Mof
C Thermisch isolatiemateriaal
14
B Staaldraad
D Basispapier
F Glaswol (Opmerking: absorberend materiaal)
B Cementbeton (70–100 mm)
D Geplamuurde specie (25–30 mm)
F Gevuld met thermisch isolatiemateriaal
H Bekisting (voorgevormd papier,
waterdicht papier, gegalvaniseerde
gietijzeren plaat, en lak in een specifieke
kleur)
J IJzeren leidingmof met kraag
Bepaal de binnendiameter van een mof,
rekening houdend met de
buitendiameter van een ijzeren leiding,
dikte van de thermische isolatie en dikte
van het vulmiddel.
L Koude (warme) waterleiding
(retourleiding)
B Thermisch isolatiemateriaal
D Solderen
F Dichtingsmateriaal (waterdicht
materiaal), elastomeer afdichtmiddel
H Beton (150 mm)
B Koude (warme) waterleiding
(retourleiding)
D Solderen
F Waterdicht membraan specie
(30–100 mm)
B Geen thermische isolatie
D Leiding
2. Zorg ervoor isolatie toe te voegen aan de waterleidingen door de waterleidingen
apart te bekleden met hittebestendige polyethyleen van voldoende dikte, zodat
er geen ruimte wordt waargenomen tussen het binnenapparaat en het
isolatiemateriaal, en tussen het isolatiemateriaal zelf. Wanneer de isolatie
onvoldoende is, bestaat er kans op condensatie enz. Bijzondere aandacht dient
te worden besteed aan de isolatie van het plafond van de tussenruimte.
•
Het leidingisolatiemateriaal moet aan de volgende vereisten voldoen:
Aftakleiding voor binnenunit
20 mm of meer
* De leidingdiameter is afhankelijk van de capaciteit van binnenunits.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de binnenunit voor details.
•
Deze specificaties berusten op het gebruik van koperen buizen voor de
waterleiding. Bij het gebruik van kunststof leidingen, kies een dikte op basis van
de prestaties van de kunststof buis.
•
Thermisch isolatiemateriaal moet minstens 20 mm dik zijn.
•
Installeer een verwarming ter plaatsen wanneer leidingen buiten worden
geïnstalleerd bij temperaturen van 0°C of lager en wanneer de
stroomonderbreker kan worden uitgeschakeld.
•
Controleer nadat de verwarming is geïnstalleerd dat de temperaturen bij de
koppelingen van de inlaat- en uitlaatleidingen 20°C of hoger zijn dan de
buitentemperatuur (bijv. 0°C of hoger bij de leidingkoppelingen wanneer de
buitentemperatuur -20°C is).
•
Kies een verwarming van minstens 30 W/m en houd rekening met het
hechtvermogen en de veiligheidsfactor.
•
Kies een verwarming met een automatische temperatuurregelfunctie volgens het
ter plaatse gebruikte leidingmateriaal, om oververhitting te voorkomen.
[Fig. 5.2.6] (P.6)
A Leiding
C Kleefband
E Afdekmateriaal
•
De plaatsing van leidingen in een omgeving met hoge temperaturen of een hoge
vochtigheidsgraad, zoals de bovenste verdieping van een flatgebouw, kan het
gebruik van dikkere isolatiematerialen dan hierboven opgegeven nodig maken.
•
Wanneer u zich aan bepaalde specificaties van de klant moet houden, zorg er
dan voor dat ook aan de bovenstaande eisen wordt voldaan.
3. Expansievat
Sluit een expansievat aan op de aansluitpoort van de hydro unit voor het
expansievat of op de retourwaterleiding.
•
Installeer een expansievat om het expansiewater op te vangen.
• Het watervolume van de hydro unit en de binnenunit.
Model
CMH-WM250V-A
Hydro unit
CMH-WM350V-A
CMH-WM500V-A
PEFY-W20VMA
PEFY-W25VMA
PEFY-W32VMA
PEFY-W40VMA
PEFY-W50VMA
PEFY-W63VMA
PEFY-W71VMA
PEFY-W80VMA
PEFY-W100VMA
PEFY-W125VMA
* Voor andere binnenapparaten,, raadpleeg de installatiehandleiding van
elk apparaat.
• De maximale watertemperatuur bedraagt 60°C.
• De minimale watertemperatuur bedraagt 5°C.
• De ingestelde druk van de circuit veiligheidsklep bedraagt 0,8-0,96 MPa.
• De hoofddruk van de circulatiepomp bedraagt 0,2 MPa. (CMH-WM250/350/
500V-A)
• De ontwerpdruk van het expansievat is de geladen waterdruk (de aflezing van
de manometer) en hoofddruk pomp.
• Het tankvolume van het expansievat is als volgt:
Tankvolume ≥ ε × G/(1 - X/Y) × 1,2 —(a)
ε = expansiecoëfficiënt van water
(= 0,0171)
X = 0,15 + A —(b)
Y = 0,15 + A +D —(c)
A: Verticale scheiding tussen de bovenkant van het systeem en het
expansievat ([m]/100 [MPa])
B: Verticale scheiding tussen de bovenkant van het systeem en de laag-
ste binnenunit ([m]/100 [MPa])
C: Verticale scheiding tussen de bovenkant van het systeem en de
hydro unit ([m]/100 [MPa])
A + D + 0,25 < 0,9 —(d)
B + D + 0,25 < 0,9 —(e)
C + D + 0,25 < 0,7 —(f)
De ontwerpdruk van het expansievat is 1,1 + A - C [MPa] of hoger.
Bereken het tankvolume door D toe te wijzen die voldoet aan (d) tot (f)
volgens formule (c).
B Verwarming
D lsolatiemateriaal
(Eenheid: L)
Water volume
9,2
10,5
14,3
0,7
1
1,8
1,8
1,8
1,8
2,5
2,5