4.4. Afvoerleidingwerk
Afvoer- of condenswater wordt afgevoerd uit hydro units tijdens het proefdraaien. Als
dit een probleem vormt, installeer dan een afzonderlijk verkochte afdruipbak,
volgens de onderstaande procedures om afvoerleidingen aan te sluiten.
1. Afvoerleidingwerk
•
Verzeker u ervan dat de afvoerleidingen naar beneden lopen met een helling van
meer dan 1/100ste in de richting van de buitenkant (afvoerzijde). Als het
onmogelijk is om de leidingen naar beneden hellend aan te brengen, gebruik dan
het optioneel verkrijgbare mechanisme om de afvoer te verhogen, zodat dan een
helling van meer dan 1/100ste bewerkstelligd kan worden.
•
Verzeker u ervan dat dwarslopende leidingen niet langer zijn dan 20 m. Als de
afvoerleidingen lang zijn, ondersteun deze dan met metalen steunen zodat de
leidingen niet kunnen buigen, krom trekken of trillen.
•
Zorg dat de verzamelleidingen 10 cm lager liggen dat de afvoerpoort van de unit,
zoals te zien in 2.
•
Laat de afvoerleiding niet uitkomen op een afvoer waar geïoniseerde gassen
kunnen ontstaan. (Afdruipbak: optionele onderdelen)
•
Monteer geen stankafsluiter op de uitlaatopening.
5. Waterleidingen aansluiten
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht tijdens de installatie.
5.1. Belangrijke aanwijzingen voor de
installatie van waterleidingen
•
De ontwerpdruk van het watersysteem van de hydro unit is 0,8 MPa.
•
Gebruik waterleidingen met een ontwerpdruk van minstens 0,8 MPa.
•
Laat de waterdruk bij een controle op waterlekkage niet hoger worden dan 0,8
MPa.
•
Voer een druktest uit op de geïnstalleerde waterleidingen op een waterdruk die
1,5 keer zo hoog is als de ontwerpdruk. Isoleer de leidingen van de hydro unit en
de binnenunits eerst voordat u een druktest uitvoert.
•
Sluit de waterleidingen van elke binnenunit aan op de juiste poort van de hydro
unit. Als u dit niet doet, zal dit resulteren in een slechte werking.
•
Voorzie enkele koppelstukken en kleppen in de nabijheid van de ingang/uitgang
van elk apparaat om onderhoud, controle en vervanging te vergemakkelijken.
•
Installeer een geschikte ontluchtingsklep (meegeleverd) op de waterleiding. Na
water door de leiding te laten stromen, de overtollige lucht ontluchten. Voeg ter
plaatse waar nodig ontluchtingskleppen toe waar luchtgaten voorkomen.
•
Zorg er na het proefdraaien voor dat er geen lucht meer in de leiding komt.
•
Bevestig de leidingen met metalen bevestigingshulpstukken, plaats ze op
plaatsen om de leidingen te beschermen tegen breuk en doorbuigen.
•
Verwar de wateraanvoer- en afvoerleidingen niet, vooral bij het aansluiten van
de hydro unit.
(Foutcode 5102 verschijnt op de afstandsbediening wanneer wordt
proefgedraaid met onjuist geïnstalleerd leidingwerk (aanvoer aangesloten op
afvoer en vice versa).)
•
De ongebruikte uitsparingen moeten worden dichtgemaakt en de toegangsgaten
voor de koelmiddelleidingen, waterleidingen, krachtbron en transmissie
bedrading moeten worden opgevuld met stopverf.
•
Installeer de waterleiding, zodat het waterdebiet zal worden gehandhaafd.
•
Wikkel afdichtingstape als volgt.
1 Wikkel de afdichtingstape in de draadrichting (met de klok mee) op de
verbinding, wikkel de tape niet over de rand.
2 Overlap bij elke wikkelbeurt de afdichtingstape met tweederde tot driekwart
van de breedte. Druk op de tape met uw vingers, zodat deze strak tegen elke
draad aanzit.
3 Omwikkel niet de 1,5 tot 2de draad die het verst van het buisuiteinde is
verwijderd.
•
Houd bij het installeren van de leidingen of zeef, de buis met een spansleutel aan
de zijkant van het apparaat op zijn plaats. Draai de schroeven aan met een
aanhaalmoment van 40 N·m.
•
Als er een risico bestaat van bevriezing, voer een procedure uit om dit te
voorkomen.
•
Gebruik koperen, kunststof, stalen of roestvrijstalen leidingen voor het
watercircuit. Maak bij gebruik van koperen leidingen bovendien gebruik van een
niet oxiderend soldeermiddel. Oxidatie van de leidingen zorgt voor een kortere
levensduur van de pomp. Zorg er bij gebruik van ijzeren of roestvrijstalen
leidingen voor dat er geen roest van de leidingen in de unit terecht kan komen.
•
Sluit de leiding en de unit aan zodat de leiding het onderhoud niet hindert en er
voldoende ruimte is om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
•
Voeg een watermanometer toe om te zien of de waterdruk in de hydro unit
correct is of niet.
•
Zorg ervoor dat u de waterleidingen soldeert na de geïsoleerde leidingen
van de apparaten met een natte doek te hebben bedekt, om te voorkomen
dat ze zouden branden en krimpen door de warmte. (Er zijn enkele
kunststofonderdelen in de hydro unit.)
•
Installeer de unit zodat er geen externe kracht wordt uitgeoefend op de
waterleidingen.
•
Bedien de pomp niet voordat de leidingen met water zijn gevuld.
•
Voer onmiddellijk vuilverwijdering en luchtventilatie uit nadat de leidingen met
water gevuld zijn.
[Fig. 4.4.1] (P.4)
A Helling omlaag 1/100 of meer
C Unit
E Zorg voor een maximale lengte van ca. 10 cm
* Afdruipbakken worden afzonderlijk verkocht (uitsluitend voor gebruik binnenshuis).
•
Laat de afvoerleidingen uitkomen op een plaats waar geen stankontwikkellng
kan optreden.
•
U kunt de afvoerleidingen in een door u gewenste richting installeren. Houd
hierbij echter rekening met de hierboven beschreven instructies.
2. Afvoertest
Test na het installeren van de afvoerleidingen de waterafvoer met een kleine
hoeveelheid water. Controleer ook of er geen water lekt uit de verbindingen.
3. Isolatie van de afvoerleidingen
Breng net als op de koelleidingen voldoende isolatie aan op de afvoerleidingen.
Let op:
Bedek de afvoerleidingen met thermische isolatie om condensvorming te
voorkomen. Als er geen afvoerleidingen zijn geïnstalleerd, kan er water uit het
apparaat lekken en schade aan uw eigendommen veroorzaken.
Voorbeeld van installatie van hydro unit
[Fig. 5.1.1] (P.5)
A Expansievat (niet bijgeleverd)
C Terugslagklep (niet bijgeleverd)
E Drukreductieklep (niet bijgeleverd)
G Wateraanvoer
I Zeef (bijgeleverd)
Opmerking:
*1.Sluit de leidingen op de waterleidingen aan volgens de plaatselijke
voorschriften.
(Leidingen aansluiten met behulp van koppelingsbehuizingen)
•
Sluit de leidingen als volgt aan wanneer deze worden aangesloten op
koppelingsbehuizingen. Aan de zijde van de leiding bij de hydro unit is er een
groef, zodat deze kan worden aangesloten op de unit met
koppelingsbehuizingen.
[Fig. 5.1.2] (P.5)
1. Maak een groef in een nippel ter plaatse.
Maak een groef met de onderstaande afmetingen op de leiding ter plaatse om koppelings-
behuizingen te plaatsen.
Leidingdiameter
40A
50A
d
ø48,6
ø60,3 ± 0,61
G
ø44,8
ø57,15
+0
-0,7
W
8 ± 0,5
7,95 ± 0,76
L
15
15,88 ± 0,76
+0,8
-0
[Fig. 5.1.3] (P.5)
2. Breng zeepsop aan op de leiding aan de zijde van de koeler en plaats de rubberen ring in
de groef. Wees daarbij voorzichtig dat de ring niet wordt beschadigd.
3. Plaats de leiding met de nippel met groef in de rubberen ring. Wees daarbij voorzichtig dat
de ring niet wordt beschadigd.
Houd de leiding op zijn plaats, zodat de leiding niet doorzakt en de rubberen pakking niet
wordt beschadigd.
4. Plaats de behuizingen in de groeven van de leiding aan de zijde van de koeler en de leiding
ter plaatse, en houd deze bij elkaar met bouten en moeren.
Opmerking:
•
Wees voorzichtig dat de wateraanvoer en -afvoer niet worden verwisseld.
•
Installeer een koppelingsklep op de leiding, voor toegang voor onderhoud.
•
Installeer een flexibele verbinding op de leiding, zodat de trillingen van de unit
niet worden overgebracht naar de leiding.
•
Installeer de bijgeleverde zeef in de inlaatleiding op de unit, om vreemde
voorwerpen (bijv. bouten en stenen) uit de warmtewisselaar aan de waterzijde te
houden.
•
Leid het leidingwerk zodat de leidingen het vervangen van interne onderdelen
(bijv. pompen) van de unit niet hinderen.
B Afvoerleiding
D Verzamelleidingen
B Drukmeter (niet bijgeleverd)
D Afsluitklep (niet bijgeleverd)
F Inlaatrooster (niet bijgeleverd)
H Klep voor automatische luchtventilatie
(bijgeleverd)
J Waterleidingen
+0
-0,38
13