4.8 Reisinformatie configureren
4.8.1
Reisgerelateerde gegevens configureren
De AIS-transponder moet vóór gebruik van reisinformatie worden voorzien.
Als u de identificatiegegevens van het schip wilt invoeren, selecteert u de optie
'Home' > 'Instellingen reisgegevens' optie.
De volgende informatie is vereist:
● Bestemming - Volgende haven die het schip aandoet (max. 20
tekens).
● ETA - Geschatte tijdstip/datum van aankomst op bestemming (UTC-
tijd).
● Statische diepgang - Maximale huidige statische diepgang tot een
tiende van een meter.
● Navigatiestatus - Navigatiestatus kan worden geselecteerd uit de
pictogrammen op het scherm.
Personen aan boord - Aantal bemanningsleden aan boord (optioneel).
Als het schip wordt bediend in de modus Inland, moeten er aanvullende
gegevens worden ingevoerd. Raadpleeg paragraaf 5 voor meer informatie.
4.9 Controleren of alles goed werkt
Wanneer de scheepsgegevens en reisgerelateerde gegevens zijn ingevoerd,
kan de AIS-transponder worden gebruikt. Ga als volgt te werk om te
controleren of alles goed werkt:
1. Selecteer de optie 'Eigen dynamische gegevens' in het menu 'Home'.
2. Controleer of de weergegeven positie, koers, snelheid en richting
correct zijn door deze te vergelijken met het scherm dat is gekoppeld
aan de aangesloten positie- en andere gegevensbronnen.
3. Controleer of het 'TX'-pictogram regelmatig knippert.
4. Als het schip zich in een gebied bevindt waar andere met AIS
uitgeruste schepen aanwezig zijn, drukt u op de toets 'Terug/Home'
en selecteert u 'Doellijst' om te controleren of de gegevens van
andere met AIS uitgeruste schepen worden weergegeven.
Bediening
Pagina 53