Nederlands
8. Opstarten
8.1 Voorbereidende spoeling
WAARSCHUWING! Gevaar voor schade aan de
gezondheid!
Onze pompen worden af fabriek hydraulisch
getest. Daarom is het mogelijk dat er nog water
in zit. Vanuit hygiënisch oogpunt wordt daarom
aanbevolen voor elk gebruik van de pomp in een
drinkwaternet deze te spoelen.
8.2 Vulling – ontluchting
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
het product!
De pomp nooit droog laten lopen, ook niet voor
korte tijd!
Pomp in toevoerbedrijf (afb. 2).
• Sluit de afsluitkraan aan de perszijde (pos. 3).
• Open de inlaat-/ontluchtingsschroef (pos. 5).
• Open het ventiel, dat zich aan het leidingssysteem
aan de ingang van de pomp bevindt (pos. 2) beet-
je bij beetje en vul de pomp helemaal.
• Sluit de inlaat-/ontluchtingsschroef pas, als er
water uitkomt en geen luchtbellen meer zicht-
baar zijn.
WAARSCHUWING! Gevaar voor verbranding!
Bij heet water kan er een waterstraal uit de ont-
luchtingsopening komen.
• Tref alle vereiste voorzorgsmaatregelen voor per-
sonen en de motor/frequentie-omvormer.
Pomp in aanzuigbedrijf (afb. 1, 3)
1ste mogelijkheid (afb. 3.1)
• Sluit de afsluitkraan aan de perszijde (afb. 1, pos. 3),
open de afsluitkraan aan de zuigzijde (afb. 1, pos. 2).
• Schroef de inlaat-/ontluchtingsschroef (afb. 1, pos.
5), die zich op de pompbehuizing bevindt, eraf.
• Vul met behulp van een in de ontluchtingsope-
ning ingevoerde trechter pomp en aanzuigleiding
langzaam en volledig.
• Als er water uitkomt en er zich geen lucht meer
in de pomp bevindt, is het vullen afgesloten.
• Schroef de inlaat-/ontluchtingsschroefer weer in.
2de mogelijkheid (afb. 3.2)
• Het vullen kan eenvoudiger worden gemaakt door
in de aanzuigleiding van de pomp een met een
afsluitkraan en een trechter uitgeruste verticale
leiding met Ø ½" (afb. 4, pos. 12) te installeren.
• Sluit de afsluitkraan aan de perszijde (afb. 1, pos. 3),
open de afsluitkraan aan de zuigzijde (afb. 1, pos. 2).
• Open afsluitkraan (afb. 4, pos. 12) en inlaat-/
ontluchtingsschroef (afb. 1 - pos. 5).
• Vul de pomp en de zuigleiding helemaal tot er
water zonder luchtbellen uit de vulopening komt.
• Sluit het aftappunt (afb. 4, pos. 12) (dit kan aan de lei-
ding blijven), neem de leiding weg en schroef de inlaat-/
ontluchtingsschroef er opnieuw in (afb. 1, pos. 5).
8.3 Inschakeling
WAARSCHUWING! Gevaar voor verbranding!
Afhankelijk van de temperatuur van de vloeistof
en de bedrijfscycli van de pomp kan de oppervlak-
tetemperatuur (pomp, motor) hoger dan 68°C zijn.
104
• Installeer indien nodig de vereiste veili-
gheidsvoorzieningen voor personen!
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Bij nuldebiet (afsluitkraan aan de perszijde
gesloten) mag de pomp bij koud water (T < 40 °C)
niet langer dan 10 minuten lopen; bij warm water
(T > 60 °C) niet langer dan 5 minuten.
• Wij adviseren om een minimaal pompvermogen
van ongeveer 10 % van de nominale doorvoer-
capaciteit van de pomp aan te houden om te
voorkomen dat in het bovenste gedeelte van
de pomp een gasbel ontstaat.
• Open de afsluitkraan aan de perszijde en start
de pomp.
• Controleer de stabiliteit van de druk aan de
perszijde met een manometer, ontlucht of vul bij
drukschommelingen opnieuw.
• Zorg ervoor dat het stroomverbruik niet boven
de opgegeven waarde op het typeplaatje van
de pomp gaat.
8.4 Bediening met frequentieomvormer
8.4.1 Bedieningsorganen
De omvormer wordt bediend met de volgende
bedieningsorganen:
Draaiknop
• Voor het kiezen van een nieuwe parameter hoeft
alleen de knop in de richting van „+" naar rechts
of „-" naar links te worden gedraaid.
• Door de draaiknop kort in te drukken wordt de
nieuwe instelling bevestigd.
DIPschakelaars
Deze omvormer is voorzien van een blok met 5
DIP-schakelaars, elk met twee standen (Fig. 1D,
pos. 1).
ON
1
2
3
4
5
• DIP-schakelaar 1 schakelt van de 'OPERATION'-
modus [DIP-schakelaar 1 OFF] om naar de
'SERVICE'-modus [DIP-schakelaar 1 ON] en weer
terug. De stand 'OPERATION' maakt bediening
in de geselecteerde modus mogelijk en stopt de
toegang tot de parametrering (normaal bedrijf).
Met de stand 'SERVICE' kan de gebruiker parame-
trering van verschillende bedieningen uitvoeren.
• Met DIP-schakelaar 2 kan 'toegangsvergrende-
ling' worden geactiveerd of gedeactiveerd (zie
hoofdstuk 8.3.6.5).
• DIP-schakelaars 3 en 4 moeten in de ON-stand
gehouden worden.
• DIP-schakelaar 5 wordt niet gebruikt en moet in
de OFF-stand gehouden worden.
Relais (zie hoofdstuk 10)
WILO SE 10/2019