5 Op de voedingsspanning aansluiten
Bedienings- en aansluit-
ruimte - instrumenten met
intrinsiekveilige stroom-
uitgang
Elektronica- en aansluit-
ruimte - totalisatie
30
( )
1
Fig. 17: Bedienings- en aansluitruimte (Ex-ia) bij instrumenten met intrinsiekvei-
lige stroomuitgang
1
Aansluitklemmen voor intrinsiekveilige signaaluitgang 4 ... 20 mA/HART
actief
2
Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter
3
Aansluitklemmen voor de externe aanwijs- en bedieningseenheid
4
Aardklem
5.3
Aansluiting - totalisatie
Om ook brede transportbanden te kunnen meten, kunnen meerdere
instrumenten in cascade worden opgesteld. De meetbereiken van de
instrumenten moet elkaar daarbij overlappen.
Met een cascade wordt het samen schakelen van twee of meer
instrumenten bedoeld, die samen een langer meettraject kunnen
afdekken.
Daarbij reageert één instrument als master en alle overige instrumen-
ten werken als slaves.
De pulsfrequenties van alle instrumenten worden in het masterinstru-
ment getotaliseerd en in een gemeenschappelijk signaal omgezet.
Het masterinstrument moet de functie "massaflowmeting" hebben.
Kies daarvoor onder het menupunt "Inbedrijfsname - Toepassing" de
functie "massaflowmeting".
Stel het adres (MGC) op het masterinstrument in op "99".
De slave-instrumenten moeten daarvoor als "Summation Slave" wor-
den gedefinieerd. Kies daarvoor onder het menupunt "Inbedrijfname
- Toepassing" de functie "Summation Slave".
U kunt de adresinstelling (MGC) op de slave-instrumenten vrij kiezen.
Alleen het adres "99" is aan het master-instrument voorbehouden.
Opmerking:
Let erop, dat alle instrumenten dezelfde softwareversie gebruiken. De
softwareversie 2.0 is niet downwards compatibel.
Sluit de instrumenten aan conform het volgende aansluitschema:
+
1
2
6 7 8
5
(-)
WEIGHTRAC 31 • 4 ... 20 mA/HART - vierdraads
2
3
4