Inbedrijfstelling
4
Inbedrijfstelling
4.1
Voorbereidingen
4.1.1
Vóór de eerste keer inschakelen van de frequentieomvormer
Controleer voordat u de frequentieomvormer de eerste keer inschakelt de volgende punten:
b Is de bedrading correct uitgevoerd? Let vooral op de aansluiting van de voedingsspanning:
1-fasig op L1 en N of 3-fasig op L1, L2 en L3.
b Kunnen kortsluitingen door defecte kabels of onvoldoende geïsoleerde kabelschoenen
worden uitgesloten?
b Is de frequentieomvormer conform de voorschriften geaard en kunnen aardsluitingen of
kortsluitingen in het uitgangcircuit worden uitgesloten?
b Zijn alle bouten, aansluitklemmen en kabelaansluitingen correct aangesloten en goed
vastgedraaid?
4.1.2
Belangrijke instellingen vóór de eerste keer inschakelen van de motor
Alle voor de werking van de frequentieomvormer noodzakelijke instellingen, zoals versnellings-
en remtijd of de aanspreekdrempel van de elektronische motorbeveiligingsschakelaar worden
via het bedieningspaneel van de frequentieomvormer of de bedieningseenheid
geprogrammeerd en gewijzigd.
De volgende instellingen moeten in ieder geval vóór de eerste keer inschakelen van de motor
worden gecontroleerd:
b Maximale uitgangfrequentie (parameter 1)
b V/f-karakteristiek (parameter 3)
b Versnellings- en remtijd (parameter 7 en 8)
De betekenis van deze parameters wordt in hoofdstuk 6 uitvoerig beschreven. Voorbeelden van
de instelling van parameters vindt u in par. 5.5.
E
LET OP:
Foute instellingen van de parameters kunnen leiden tot beschadiging en in een extreem
geval tot vernietiging van de motor. Stel de parameters zorgvuldig in en houd daarbij re-
kening met de elektrische en mechanische gegevens van aandrijving en machine.
Frequentieomvormers - Starterhandboek
Voorbereidingen
4 - 1