FLUXUS G80x
17.3.1
Profielgrenzen
A:Profielgrenzen
fabriek >EIGEN<
Laminar flow
if R*<
0
Turbulent flow
if R*>
0
A:Calibration ?
>UIT<
aan
Voorbeeld:
profielgrens voor de laminaire stroming: 1 500
profielgrens voor de turbulente stroming: 2 500
Bij Getallen van Reynolds <1 500 wordt tijdens de meting bij het berekenen van de meetgrootheid uit-
gegaan van een laminaire stroming. Bij Getallen van Reynolds >2 500 wordt uitgegaan van een tur-
bulente stroming. Het bereik 1 500...2 500 is het overgangsgebied tussen laminaire en turbulente
stroming.
Let op!
De vastgelegde profielgrenzen blijven actief nadat de SuperUser-mode gedeactiveerd is.
17.3.2
Correctie van de stromingssnelheid
Nadat de profielgrenzen zijn vastgelegd (zie paragraaf 17.3.1), kan er een correctie worden bepaald van de stromings-
snelheid:
.
= m
v + n
v
cor
met
v
-
gemeten stromingssnelheid
m
-
helling, bereik: -2.000...+2.000
n
-
offset, bereik: -12.7...+12.7 cm/s
v
-
gecorrigeerde stromingssnelheid
cor
Alle grootheden die zijn afgeleid van de stromingssnelheid worden dan berekend met de gecorrigeerde stromingssnel-
heid. De correctiegegevens worden bij de online- en offline-output doorgestuurd naar de pc of de printer.
Opmerking!
Tijdens de meting wordt niet aangegeven dat de correctie van de stromingssnelheid geactiveerd is.
A:Calibration ?
uit
>AAN<
A:Hoek=
1.0000
A:Offset=
0.0
cm/s
110
Kies eigen als u de profielgrenzen wilt vastleggen. Als u fabriek kiest, worden de voor-
af ingestelde profielgrenzen gebruikt en verschijnt het menupunt Calibration in beeld
(zie paragraaf 17.3.2).
Druk op ENTER.
Toets het max. Getal van Reynolds in waarbij sprake is van een laminaire stroming. Het
ingevoerde getal wordt op honderdtallen afgerond. Toets 0 (nul) in om de vooraf ingestel-
de waarde te gebruiken.
Druk op ENTER.
Toets het min. Getal van Reynolds in waarbij sprake is van een turbulente stroming. Het
ingevoerde getal wordt op honderdtallen afgerond. Toets 0 (nul) in om de vooraf ingestel-
de waarde te gebruiken.
Druk op ENTER.
Nu verschijnt de vraag of er bovendien een correctie van de stromingssnelheid moet wor-
den vastgelegd. Kies aan om de correctiegegevens vast te leggen en uit om zonder cor-
rectie van de stromingssnelheid te werken en terug te keren naar het menupunt SYSTEEM
inst..
Zie paragraaf 17.3.2 voor het vastleggen van de correctie van de stromingssnelheid.
Kies aan om de correctiegegevens vast te leggen en uit om zonder correctie van de
stromingssnelheid te werken en terug te keren naar het menupunt SYSTEEM inst.
Als aan gekozen is, toetst u de helling in. Als u 0.0 intoetst, wordt de correctie gedeactiveerd.
Druk op ENTER.
Toets de offset in. Toets 0 (nul) in om zonder offset te werken.
Druk op ENTER.
17 SuperUser-mode
UMFLUXUS_G8V4-3-3NL, 2018-10-10