Dit niveau wordt gewoonlijk echter niet gebruikt om berichten te verzenden en te ontvangen tussen servers of
computers. ICMP wordt voornamelijk geïmplementeerd voor foutberichten, zoals een website die niet
beschikbaar is, of de populaire ping-functie die wordt gebruikt om andere IP-adressen in een netwerk te zoeken.
Interne poort - Deze poort verwerkt verzoeken binnen het LAN, zoals toegang tot bestanden of het verzenden
van e-mails.
Internetprovider - Breedbandinternetservice is beschikbaar via een kabelmodem die wordt geleverd door de
plaatselijke kabelleverancier. De kabelmodem is via een Ethernet-kabel gekoppeld aan de computer.
IP-adres (Internet Protocol) - Elke computer moet ten minste één unieke identiteit hebben om
netwerkcommunicatie aan te gaan. Het IP-adres heeft meerdere lagen die een computer in staat stellen om
gegevens te verzenden en te ontvangen, ongeacht of er vanuit huis naar websites op internet wordt gezocht of
dat er e-mail naar een collega op het werk wordt verzonden.
IPv4 - De vorm van netwerkadressering die momenteel het meest wordt gebruikt. IPv4 is 32-bits. De notatie is
gemakkelijk herkenbaar als xxx.xxx.xxx.xxx, waarbij elke 'x' alleen de maximale getallen in elk veld tussen de
punten vertegenwoordigt. Een IPv4-adres kan 192.168.1.1 of 84.22.291.652 zijn. Het maximum aantal
combinaties is meer dan vier miljard. Ondanks dat wordt het steeds moeilijker om IPv4-adressering te
onderhouden in een wereld die steeds meer afhankelijk wordt van internetcommunicatie.
IPv6 - Om de schijnbare onvermijdelijkheid van het bereiken van de wereldwijde limiet van IPv4-adressering te
bestrijden, biedt IPv6 nu veel grotere 128-bits adressering. Voorbeelden van de grotere lengte zijn vaak te zien
als xxxx:xxxx:xxx:xxxx:xxx:xxxx:xxxx:xxxx, waarbij 'x' een letter of cijfer kan zijn. Het is echter niet nodig om
vier getallen in alle acht velden te gebruiken en het adres kan worden afgekapt wanneer het adres veel nullen
bevat. IPv6 is flexibel genoeg om het adres zelfs te begrijpen wanneer het aantal voorloopnullen wordt beperkt
of wanneer twee dubbelepunten worden gebruikt om de nullen helemaal te verwijderen. Het onderstaande
adres is een voorbeeld van alle varianten van dezelfde netwerkidentiteit:
2001:0f34:0000:0000:0000:0000:2002:04fe
2001:f34:000:000:000:000:2002:4fe
2001:f34:00:00:00:00:2002:4fe
2001:f34:0:0:0:0:2002:4fe
2001:f34::2002:4fe
Houd er rekening mee dat de twee dubbelepunten kunnen worden gebruikt om hele velden te vervangen die
alleen nullen bevatten.
ISP (Internet Service Provider) - De serviceverlener die een kabel- of DSL-modem in een huis of bedrijf heeft
geïnstalleerd voor toegang tot internet.
iTunes™-server - iTunes-bibliotheken kunnen via een lokaal netwerk worden gedeeld via een computer,
netwerkschijf of netwerkapparaat dat fungeert als iTunes-server. Het protocol wordt gebruikt om bibliotheken
op de computer, de netwerkschijf of het netwerkapparaat te detecteren en om afspeellijsten te streamen naar
iedereen die ze aanvraagt. De functie moet ook zijn ingeschakeld op elke computer waarop iTunes wordt
uitgevoerd.
iTunes™-scaninterval - Periodieke scans op updates van de gedeelde muziekbibliotheken. Een
LaCie-netwerkapparaat voert bijvoorbeeld automatisch elke 24 uur een iTunes-scan uit.
LAN (Local Area Network) - Een netwerk in een klein of beperkt gebied, zoals een kantoor, school of huis.
MAC-adres (Media Access Control) - Een uniek identificatienummer dat is toegewezen door de fabrikant van
de netwerkinterfacekaart van een computer. Hoewel een MAC-adres een andere naamstructuur heeft, werkt
een MAC-adres met het IP-adres voor netwerkcommunicatie. Er zijn veel lagen van netwerkcommunicatie maar
eenvoudig gezegd ondersteunt het MAC-adres het hardwareaspect terwijl het IP-adres de
software-implementatie regelt. Een IP-adres kan veranderen terwijl een MAC-adres bijna altijd vast is. Een
MAC-adres kan gewoonlijk worden gevonden in de netwerkinstellingen van het besturingssysteem, waar het ook
een Ethernet-adres, hardwareadres, adapteradres of fysiek adres kan worden genoemd. De naamstructuur kan
op twee manieren worden weergegeven:
MM:MM:MM:SS:SS:SS of MM-MM-MM-SS-SS-SS
Het gedeelte 'M' van het adres staat voor de code die wordt gebruikt om de fabrikant van de netwerkinterface
te identificeren terwijl het gedeelte 'S' het serienummer is. Een veelgebruikt fabrikantvoorvoegsel 'M' is 00A0C9,
LaPlug Gebruikershandleiding
52