foto's te delen via een thuisnetwerk.
DNS (Domain Name System of Domain Name Server) - Alle e-mail- en webadressen zijn domeinnamen.
Alle websites en e-mailaccounts hebben een specifieke plaats op een server met een uniek IP-adres (zoals
192.168.54.25, IPv4; of 2001:db8:1f70::999:de8:7648:6e8, IPv6). Wanneer we echter een favoriete browser
starten om een nieuwe harddrive te kopen of een e-mail te verzenden, typen we geen lange en moeilijk te
onthouden numerieke adressen. In plaats daarvan gebruiken we bedrijfsnamen, www.lacie.com, of
e-mailadressen, sales@lacie.com. De domeinnamen in deze voorbeelden zijn „lacie.com" of "@lacie.com". De
server beheert de koppeling tussen het IP-adres dat is vereist voor een netwerkidentiteit en de domeinnaam
voor communicatie.
DSL (Digital Subscriber Line) - Breedbandgegevens die digitaal worden verzonden via telefoonlijnen. Het
plaatselijke telefoonbedrijf levert een service die internet, telefoon en, in sommige gevallen, kabeltelevisie
omvat. Voor toegang tot internet leveren telefoonbedrijven gewoonlijk een adapter of DSL-modem voor
verbinding met een computer via Ethernet.
Dynamische DNS - Dit is de volgende stap in DNS-hosting omdat toegang wordt verleend tot domeinnamen
die worden gehost op servers met variërende (dus dynamische) IP-adressen. Dit betekent dat websites niet
verplicht zijn één IP-adres te behouden, maar kunnen worden beheerd in een netwerk dat DHCP gebruikt om
een identiteit toe te wijzen. De dynamische DNS-host is slim genoeg om de domeinnaam te lezen en het
IP-adres te vinden waartoe dit behoort. Dynamische DNS is een handige manier om toegang te krijgen tot
thuisnetwerkservers, zoals de LaPlug, vanaf een locatie buitenshuis.
Dynamische poorttoewijzing - Hiermee kunnen toepassingen SOCKS-servers op lokale poorten gebruiken
voor netwerkcommunicatie en internettoegang. Dit kan erg handig zijn omdat de poorttoewijzing niet steeds
hoeft te worden geconfigureerd wanneer een toepassing wordt gebruikt. De SOCKS wordt geconfigureerd op
een server om verkeer om te leiden terwijl er in de toepassingsvoorkeuren een SOCKS aan de toepassing, zoals
een webbrowser, wordt toegewezen.
Externe poort - Deze poort verwerkt verzoeken van buiten het LAN en werkt hierbij met de NAT (Network
Address Translation) om externe IP-adressen en poortnummers te converteren naar adressen die worden
geaccepteerd in het netwerk.
Firewall - Een of meer programma's die samenwerken met de gatewayserver om de computers en systemen in
een netwerk te beveiligen.
Frame - Een frame bestaat uit alle gegevens die worden verzonden tussen netwerkpunten, waaronder de
adresserings- en netwerkprotocolgegevens.
FTP (File Transfer Protocol) - Een protocol dat wordt gebruikt om bestanden over te brengen en uit te
wisselen via netwerken die TCP/IP gebruiken. Met FTP kan één persoon bestanden kopiëren naar een map op
een FTP-server die toegankelijk is voor anderen. De rechten zijn meestal zo ingesteld dat iemand die toegang
tot de bestanden wil hebben, een gebruikersnaam en wachtwoord moet invoeren.
FTP-server - Een server die fungeert als 'host' voor FTP-overdracht en -uitwisseling. Een server, zoals de LaPlug,
kan FTP-toegang mogelijk maken tot bestanden die op de volumes van de Wireless Space zijn opgeslagen. De
LaPlug kan fungeren als FTP-server, zodat de gebruiker, vrienden en familieleden via internethyperlinks toegang
kunnen krijgen tot de bestanden of volumes. De basisadressen zijn: ftp://[IP-adres], zoals ftp://192.168.15.24; en
ftp://<gebruikersnaam>:<wachtwoord>@<ip of apparaatnaam>.
Gateway - Zie Netwerkgateway
HTTP (Hypertext Transfer Protocol) – Het meestgebruikte protocol voor het World Wide Web ('www' in
webadressen). HTTP is een opdracht die helpt bij het definiëren van berichten voor webservers en browsing en
die het verzoek aan een bepaald adres start.
HTTPS (Hypertext Transfer Protocol Secure) – Een beveiligd niveau van HTTP dat het SSL-protocol gebruikt
voor codering en identificatie. Wordt vaak gebruikt voor financiële websites of wanneer u een aankoop doet op
internet.
HTTPS-certificaat - Een digitaal certificaat verifieert de identiteit van een website of gebruiker. Wanneer een
gebruiker zich aanmeldt bij de site, accepteert de browser automatisch het certificaat en geeft aan dat de site
beveiligd is (dit wordt vaak grafisch voorgesteld door een slotje). HTTPS-certificaten kunnen worden
aangeschaft en/of gegenereerd bij veel online leveranciers.
ICMP (Internet Control Message Protocol) – Een ander niveau van adrescommunicatie, naast TCP en UDP.
LaPlug Gebruikershandleiding
51