Supplies bewaren
Bewaar supplies in een koele, schone ruimte. Bewaar supplies in de originele verpakking met de juiste zijde naar boven gericht.
Stel de printersupplies niet bloot aan:
•
direct zonlicht;
•
temperaturen boven 35°C;
•
hoge vochtigheidsgraad (boven 80%);
•
zilte lucht;
•
corroderende gassen;
•
grote hoeveelheden stof.
Zuinig omgaan met supplies
Zuinig omgaan met accessoires betekent lagere afdrukkosten.
•
Als u concepten afdrukt, kunt u de hoeveelheid toner die u verbruikt, verminderen door de afdrukintensiteit in het
printerstuurprogramma te wijzigen. U kunt instellingen selecteren die variëren van 1 (zeer licht) tot 10 (zeer donker).
De standaardinstelling is 8. Als u instelling 1 selecteert, wordt aanzienlijk minder toner gebruikt voor de afdruk.
•
U kunt het papiergebruik verminderen door af te drukken op beide zijden van het papier.
Wanneer hebt u nieuwe supplies nodig?
Hieronder worden een aantal manieren beschreven waarmee u kunt bepalen of u nieuwe supplies nodig hebt.
Het toner- en fotoconductorniveau controleren
U krijgt een indicatie van de hoeveelheid resterende toner in de cartridge en de toestand van de fotoconductor door een
pagina met menu-instellingen af te drukken. Aan de hand hiervan kunt u bepalen wanneer u nieuwe supplies dient te
bestellen. Zie De pagina's met menu- en netwerkinstellingen afdrukken op pagina 76 voor instructies voor het
afdrukken van een pagina met menu-instellingen.
De combinatie van lampjes voor Toner bijna op (zie pagina 17) wordt weergegeven wanneer de tonercartridge bijna leeg
is. Wanneer deze combinatie van lampjes wordt weergegeven, kunt u nog enige tijd afdrukken, maar de kwaliteit van de
afdrukken neemt af naarmate het tonerniveau daalt.
Opmerking: De combinatie van lampjes Toner bijna op wordt niet weergegeven als de eerste tonercartridge voor
1500 pagina's is geïnstalleerd.
Wanneer de combinatie van lampjes Toner bijna op wordt weergegeven of als de afdrukken vaag zijn, moet u de
tonercartridge verwijderen. Schud de cartridge flink heen en weer en van voor naar achter om de toner opnieuw te
verdelen. Plaats de cartridge vervolgens terug. Doe dit enkele keren. Als de afdrukken vaag blijven, dient u de
tonercartridge te vervangen.
Voor het behoud van consistente afdrukkwaliteit en ter voorkoming van schade aan de printer, kunnen geen afdrukken
meer worden gemaakt met de printer wanneer de fotoconductor een levensduur van maximaal 110% heeft bereikt. (Zie
Vervang fotoconductor (printer schakelt zichzelf uit) op pagina 9 voor de combinatie van lampjes waarmee deze
situatie wordt weergegeven.) U krijgt automatisch een melding voordat de fotoconductor dit punt bereikt.
Wanneer voor het eerst de combinatie van lampjes "Vervang fc-kit" verschijnt, moet u onmiddellijk een nieuwe
fotoconductor bestellen. Hoewel de printer blijft werken nadat de fotoconductor het einde van de officiële levensduur (circa
30.000 pagina's) heeft bereikt, neemt de kwaliteit van de afdrukken aanzienlijk af voordat het moment wordt bereikt waarop
de fotoconductor niet meer werkt (bij een maximale levensduur van 110%). Zodra de fotoconductorkit is vervangen en de
teller op nul is ingesteld, wordt het normale afdrukproces hervat. Raadpleeg de instructies die bij de fotoconductor zijn
geleverd voor meer informatie.
Wanneer hebt u nieuwe supplies nodig?
79