Figuur 8
1. Rijsnelheidshendel
4. Schakel de aftakas uit (Figuur 9).
Figuur 9
1. Uitschakelen
2. Inschakelen
5. Zet de gashendel op Choke (Figuur 10).
Figuur 10
1. Choke
2. Snel
Opmerking: Als de motor heeft gelopen en warm
is, hoeft u deze stap niet uit te voeren.
3. Aftakas
3. Langzaam
6. Draai het contactsleuteltje naar rechts en houd het
sleuteltje op Start (Figuur 11). Laat het sleuteltje los
zodra de motor aanslaat.
1. START
2. LOPEN
Belangrijk: Als de motor na 30 seconden
continu starten niet aanslaat, moet u het
contactsleuteltje op STOP draaien en de
startmotor laten afkoelen; zie Storingen,
Oorzaak en Remedie.
7. Zodra de motor start, zet u de gashendel langzaam
op Snel (Figuur 10). Als de motor afslaat of hapert,
moet u de gashendel enkele seconden op Choke
zetten en daarna weer op Snel zetten. Herhaal dit
indien nodig.
Motor afzetten
1. Zet de gashendel op LANGZAAM (Figuur 10).
2. Draai het contactsleuteltje op STOP (Figuur 11).
3. Verwijder het contactsleuteltje.
Vooruit en achteruit rijden
Uitsluitend model 70185
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten.
2. Trap het rempedaal in.
3. Zet de rijsnelheidshendel in de gewenste versnelling
vooruit of achteruit.
Opmerking: Laat het pedaal langzaam opkomen
om de machine in beweging te zetten. Bestuur de
machine met behulp van het stuurwiel.
13
Figuur 11
3. Aanslag