Buitenopstelling
1150
1240
Afb. 2
Binnenopstelling
Luchtuittrede
Luchtintrede
Afb.3
1280
750
800
Maten in mm
Slang-aansluitplaat
Maten in mm
3 Opstelling, aansluiting en
geluidsemissie
3.1 Transport
Draaggordels kunnen voor het transport van
het basistoestel aan een willekeurige plaats aan
het onderste frame worden vastgehaakt.
De warmtepomp mag niet aan sterke stoten
worden blootgesteld. Kortdurend kantelen op
een van de lengtezijden is toegestaan
De bekleding, de afdekking (bij buitenopstel-
ling) alsmede de afdekking met luchtslangaans-
luiting (bij binnenopstelling) zijn aparte trans-
porteenheden en worden pas op de opstel-
lingsplaats op het basistoestel gemonteerd.
3.2 Plaats van opstelling
De ondergrond voor het opstellen van de
warmtepomp moet horizontaal, vlak, stevig en
duurzaam zijn.
Het frame van de warmtepomp moet gelijk-
matig op de ondergrond liggen. Een ongelijk-
matige ondergrond kan het geluidsgedrag van
de warmtepomp beïnvloeden.
De warmtepomp moet van alle zijden toegan-
kelijk zijn.
3.2.1 Bijzonderheden bij de buitenopstelling
Aanbevolen ondergrond :
– Fundering (afb. 4)
– Randstenen (afb. 5)
– Steenplaat
Voor de van de onderzijde in de warmtepomp
in te voeren water- en elektronische installatie-
leidingen moet een uitsparing (vrije ruimte) in
de ondergrond worden gemaakt (afb. 4 en 7).
De minimale afstand tot de muur aan de luch-
tuitblaaszijde moet 2 m bedragen.
Paragraaf 3.3.1 „Geluidsemissie bij binnen-
opstelling" in acht nemen!
3.2.2 Bijzonderheden bij de binnenopstelling
Ondergrond: Beton of estrik
De water- en elektronische installatieleidingen
werden door de afdekking van de bovenzijde
in de warmtepomp gevoerd(afb. 8).
3.3 Geluidsemissie
3.3.1 Geluidsemissie bij de buitenopstelling
De warmtepomp is aan de luchtintredezijde
en aan de luchtuittredezijde luider dan aan
de beide gesloten kanten. Deze beide zijden
mogen daarom niet op geluidsgevoelige ru-
imten van het huis (bijv. slaapkamers) worden
gericht.
De richting van de luchtintrede moet zo mo-
gelijk met de hoofdwindrichting overeenstem-
men, de lucht moet dus niet tegen de wind
worden aangezogen.
Gazons en beplanting kunnen ertoe bijdragen
de uitbreiding van het geluid te reduceren. De
geluidsuitbreiding kan door dichte palissaden
e.d. gereduceerd worden.
7