3.7 Circulatiepomp
3.7.1 Circulatiepomp in warmtepompcircuit
(laadpomp buffervat)
Bij toepassing van het buffervat SBP 200 c.q.
SBP 700 (voorraadreservoir) en de compacte
warmtepompinstallatie WPKI 3 moeten de
drukverliezen van de verbindingsleiding tussen
WPKI 3 en de warmtepomp worden bepaald
(zie onderstaande tabel).
Het totale drukverlies is de som van de druk-
verliezen van verbindingsleiding van de warm-
tepomp en de WPKI 3. Voor de constructie
van de circulatiepomp moet de nominale
volumestroom en het totale drukverlies ten
gronde worden gelegd.
3.7.3 Warmte-energiemeters
Bij het installeren van warmte-energiemeters
moet bij de uitvoering van de circulatiepomp
rekening worden gehouden met extra druk-
verlies.
Warmtepomp
WPL
Nominale volumestroom m³/h
Drukverliezen
Warmtepomp
hPa
190
SBP 700 + WPKI 3
hPa
Drukslang 1¼"
hPa/m
Montage van de bekleding en de ventilatieslangen (binnenopstelling)
Luchtuittrede
1 Basistoestel
2 Afdekking (binnenopstelling)
3 Zijwanden ventilator- en verdamperzijde
4 Voorwand
Delen zijn identiek
5 Achterwand
6 Luchtslang
7 Slangklem (ovaal)
8 Slang-aansluitplaat
Afb. 9
10
3.8 Condensafvoer
3.8.1 Voor de condensafvoer moet in de fa-
briek een 3/4 "-slang aan de ontdooibake ge-
monteerd en in de nabijheid van de uitbree-
kopening in de bodemplaat aan de rechter
kant van het koelaggregaat.
Bij buitenopstelling kan de slang na het verwi-
jderen van de uitbreekopening hierdoor naar
onder uit het apparaat worden geleid (zie afb.
7).
Bij binnenopstelling moet het ontdooiwater
in een afvoer worden geleid.
Hiervoor kan de condensslang door ope-
ningen in de bodemplaat en in het frame, en
door het verwijderen van de uitbree kopening
onder in de zijwand naar rechts uit het ap-
paraat worden geleid (zie afb. 8).
Er moet op gelet worden dat de
condensslang over de gehele lengte
niet geknikt wordt en met helling wordt
geïnstalleerd.
13
18
23
1,0
1,2
1,4
Na het installereen van de slang moet gecont-
roleerd woirden of het condenswater correct
afloopt. Hiervoor ca. 10 l water in de ontdooi-
190
190
bak gieten. Het water moet zonder resten uit
55
55
55
de ontdooibak aflopen.
3
3
3
7
8
3
5
6
7
2
1
Bij onvoldoende helling wordt aanbevolen een
condensaatpomp te gebruiken.
Wanneer voor de afvoer van het condens-
water de condensaatpomp PK 9 (bestelnr. zie
paragraaf 1.6) wordt gebruikt, moet de warm-
tepomp ca. 100 mm hoger geplaatst worden
of de condensaatslang kan door de uitbree-
kopening (50x50 mm) in de zijwand naar links
uit het apparaat worden geleid (zie afb. 8).
3.9 Buffervat
Om een storingsvrije werking van de warm-
tepomp te garanderen moet een buffervat
worden toegepast. Het buffervat (buffervat
SBP) dient niet alleen voor de hydraulische
ontkoppeling van de volumestromen maar
in warmtepomp en verwarmingscircuit maar
vooral als energiebron voor het ontdooien
van de verdamper.
3.10 Tweede verwarmingstoestel
Bij bivalente verwarmingssystemen moet de
warmtepomp altijd in de retourleiding van het
tweede verwarmingstoestel (bijv. olieketel)
worden geïntegreerd.
7
6
7
4
Luchtintrede
8
3