5.1.2
Takelprincipe
5.1.3
Omgevingscondities
Het apparaat mag niet in de buitenlucht en uitsluitend op een passende, stabiele en vlakke
ondergrond opgesteld en gebruikt worden!
•
De exploitant moet voor een slipvaste, vlakke ondergrond en voldoende verlichting van de
werkplaats zorgen.
•
De veilige bediening van het apparaat moet altijd gegarandeerd zijn.
Materiële schade door verontreinigingen!
Ongewoon hoge hoeveelheden stof, zuren, corrosieve gassen of substanties het apparaat be-
schadigen (onderhoudsintervallen in acht nemen > zie hoofdstuk 6.3).
•
Hoge hoeveelheden rook, damp, oliedamp, slijpstoffen en corrosieve omgevingslucht ver-
mijden!
5.1.3.1
Tijdens gebruik
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
•
-25 °C tot +40 °C (-13 °F tot 104 °F)
relatieve luchtvochtigheid:
•
tot 50 % bij 40 °C (104 °F)
•
tot 90 % bij 20 °C (68 °F)
5.1.3.2
Transport en opslag
Opslag in afgesloten ruimte, temperatuurbereik van de omgevingslucht:
•
-30 °C tot +70 °C (-22 °F tot 158 °F)
Relatieve luchtvochtigheid
•
tot 90 % bij 20 °C (68 °F)
[1]
Omgevingstemperatuur koelmiddelafhankelijk! Temperatuurbereik koelmiddel van de lastoortskoeling
in acht nemen!
5.1.4
Koeling apparatuur
Gebrekkige ventilatie resulteert in vermindering van de capaciteit en schade aan het apparaat.
•
Omgevingsvoorwaarden in acht nehmen!
•
In- en uitlaatopening voor koellucht vrijhouden!
•
Minimumafstand van 0,5 m tot hindernissen respecteren!
099-005607-EW505
22.08.2019
Afbeelding 5-1
[1]
[1]
Opbouw en functie
Transport en installatie
21