NL
7.2.3 Continumeting
1. Schakel het laserapparaat in.
2. Richt de laserpunt op het doel.
3. Druk gedurende 2 seconden de AAN/meetknop in.
Het laserapparaat meet de afstand en geeft deze op de onderste regel
van het display weer.
7.2.4 Oppervlaktemeting
1. Schakel het laserapparaat in.
2. Druk op de functieknop/het referentiepunt totdat op het display de
weergave voor oppervlaktemeting verschijnt.
3. Meet lengte en breedte na elkaar zoals bij een enkele meting.
Tussen de twee metingen in blijft de laserstraal ingeschakeld.
Na het voltooien van de tweede meting wordt de oppervlakte automatisch
berekend en weergegeven op de onderste regel van het display. De afzonderlijke
meetwaarden staan op de meetwaarderegels 1 en 2.
7.2.5 Volumemeting
1. Schakel het laserapparaat in.
2. Druk op de functieknop/het referentiepunt totdat op het display de
weergave voor volumemeting verschijnt.
3. Meet lengte, breedte en hoogte na elkaar zoals bij een enkele meting.
Tussen de drie metingen in blijft de laserstraal ingeschakeld.
Na voltooiing van de derde meting wordt het volume automatisch berekend en
weergegeven op de onderste regel van het display. De afzonderlijke meetwaarden
staan op de meetwaarderegels 1 en 2.
7.2.6 Indirecte meting 2-punts
1. Schakel het laserapparaat in.
2. Druk op de functieknop totdat op het display de weergave voor indirecte
2-puntsmeting verschijnt.
3. Meet de 2 meetpunten na elkaar zoals bij een enkele meting.
Tussen de twee metingen in blijft de laserstraal ingeschakeld.
Na het voltooien van de tweede meting wordt de lengte automatisch bere-
kend en weergegeven op de onderste regel van het display. De afzonderlijke
meetwaarden staan op de meetwaarderegels 1 en 2.
15