waarde). Dit lasapparaat mag op
basis van de uitgangsspanning in
deze gevallen worden gebruikt.
z Lassen in nauwe ruimtes
Bij het lassen in nauwe ruimtes
kan een risico door toxische gas-
sen (verstikkingsgevaar) ontstaan.
In nauwe ruimtes mag alleen
worden gelast, wanneer er
geïnstrueerde personen in de
onmiddellijke nabijheid aanwe-
zig zijn, die in geval van nood
kunnen ingrijpen. Hier dient voor
het begin van het lasproces een
analyse door een deskundige te
worden uitgevoerd om te bepalen
welke stappen noodzakelijk zijn
om de veiligheid van het werk te
waarborgen en welke voorzorgs-
maatregelen dienen te worden
genomen tijdens het feitelijke
lasproces.
z Optellen van de
nullastspanningen
Wanneer meer dan één las-
stroombron tegelijkertijd in
werking is, kunnen de nullast-
spanningen ervan worden
opgeteld en tot een verhoogd
elektrisch risico leiden. Lasstroom-
bronnen moeten zo worden
aangesloten, dat dit risico tot
een minimum wordt beperkt. De
78
NL/BE
individuele lasstroombronnen,
met hun aparte besturingen en
aansluitingen, moeten duide-
lijk worden gemarkeerd, zodat
herkenbaar is wat bij welk
lasstroomcircuit hoort.
z Gebruik van
schouderbanden
Er mag niet gelast worden,
wanneer de lasstroombron of
het draadaanvoerapparaat
wordt gedragen, bijv. met een
schouder band.
Daardoor moet worden
voorkomen:
Het risico om het evenwicht
te verliezen, wanneer er aan
aangesloten leidingen of
slangen wordt getrokken
Het verhoogde gevaar voor
een elektrische schok, aange-
zien de lasser met de aarde in
contact komt, wanneer deze
een lasstroombron van klasse
I gebruikt, waarvan de behui-
zing door zijn randaarde is
geaard.
z Beschermende kleding
Tijdens de werkzaamheden
moet de lasser over heel