Inleiding
Dit nevelspuitpistool wordt gebruikt om vloeibare coatingstoffen onder hoge druk te vernevelen.
Het spuitpistool is in overeenstemming met Ex II 2G X en is conform richtlijn 94/9/EEC (Atex 100a)
geschikt om gebruikt te worden in een ruimte waar explosiegevaar bestaat, dat wil zeggen in zones
van het type 1. Onder bepaalde omstandigheden kan het toestel zelf de oorzaak ervan zijn dat zich
de condities van een zone van het type 1 voordoen.
X-markering: Alle afvoer van statische elektriciteit van het spuitpistool dient, zoals voorgeschreven,
via de geleidende hogedrukslang naar de geaarde hogedrukcompressor te worden afgeleid.
Oefen geen overmatige kracht uit op de apparatuur en werk niet met gereedschap aan de installatie
in ruimtes waar explosiegevaar bestaat, om vonkvorming te voorkomen.
Het gebruik van de vergrendeling van de trekker van het pistool
De trekker van het pistool altijd vergrendelen
wanneer u het pistool niet gebruikt.
1.
Om de trekker te vergrendelen dient u de
vergrendeling naar voren te draaien totdat
deze niet verder kan.
2.
Om de trekker te ontgrendelen dient u de
vergrendeling naar achteren te draaien
totdat die in verticale positie staat.
In gebruik nemen
Altijd eerst het spuitsysteem drukloos maken voordat u het pistool, de spuitmond of
de beschermkap van de spuitmond in elkaar zet, vervangt of reinigt. Volg de
'procedure voor het drukloos maken van de installatie' zoals vermeld in de
handleiding bij de spuitinstallatie.
Altijd de beschermkap van de spuitmond gebruiken voor extra bescherming tegen
injectie. Wees erop bedacht dat de beschermkap op zichzelf niet voldoende
bescherming tegen injectie biedt. Nooit de beschermkap van de spuitmond afsnijden.
De trekker van het pistool altijd vergrendelen wanneer u het pistool niet gebruikt.
Voordat u het toestel een onderhoudsbeurt geeft altijd eerst de handleiding
raadplegen en alle waarschuwingen opvolgen.
1.
Ingebruikname van de spuitinstallatie. Voor instructies betreffende de ingebruikname, zie de
handleiding van de spuitinstallatie.
2.
Sluit een geaarde nevelspuitslang aan op de inlaatzijde van het pistool. Maak gebruik van twee
sleutels (een voor het pistool en een voor de slang) om alles goed vast te maken.
3.
Start de spuitinstallatie met de spuitmond en de
beschermkap van de spuitmond van het pistool
verwijderd. Spoel het spuitsysteem door en bereid
dit voor op gebruik aan de hand van de instructies in
de handleiding van de spuitinstallatie. Controleer het
spuitsysteem om ervoor te zorgen dat alle koppelingen
vastzitten en nergens lekkage optreedt.
4.
Volg de 'procedure voor het drukloos maken van
de installatie' zoals vermeld in de handleiding bij de
spuitinstallatie.
5.
Maak gebruik van een pen of een gelijksoortig voorwerp
om de afdichtring van de spuitmond en de afdichtring
aan de achterkant van de beschermkap van de
spuitmond aan te brengen. Indrukken om deze op de
plaats te duwen.
6.
Plaats de spuitmond in het slobgat van de beschermkap van de spuitmond.
7.
Schroef de beschermkap van de spuitmond op het pistool. Plaats de beschermkap van de
spuitmond in de gewenste spuitpositie en draai deze aan.
i
Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de spuitmond naar voren
wijzen.
44
NL
Trekker vergrendeld
(spuiten met pistool
niet mogelijk)
Hendel van
de spuitmond
Spuitmond
Trekker ontgrendeld
(spuiten met
pistool mogelijk)
Beschermkap
van de
spuitmond
Aanslag van de afdichtring
van de spuitmond
Afdichtring van
de spuitmond
AG-14