Bediening
VOORZICHTIG
De meting van de twee punten moeten in één lijn lopen en het
tweede meetpunt moet zich loodrecht op het meetvlak bevinden,
anders kan het leiden tot foutieve metingen.
8.2.7 Indirecte meting 3-punts
1
Het laserapparaat inschakelen
Druk op de knop Functies/opslag totdat
2
op het display de weergave voor indirecte
meting verschijnt.
Meet de 3 meetpunten na elkaar zoals
3
bij een enkele meting. Tussen de drie metingen in blijft de laserstraal
ingeschakeld. Na voltooiing van de derde meting wordt de lengte
automatisch berekend en weergegeven op de onder- ste regel van
het display. De afzonderlijke meetwaarden staan op de meetwaarde-
regels 1 en 2.
VOORZICHTIG
De meting van de drie punten moeten in één lijn lopen en het
tweede meetpunt moet zich loodrecht op het meetvlak bevinden,
anders kan het leiden tot foutieve meetwaarden.
8.2.8 Optellen
Schakel het laserapparaat in.
1
2
Richt de laserpunt op het doel.
Voer een enkele meting uit.
3
4
Druk op de knop Optellen/aftrekken/meetreferentie om de
volgende meting toe te voegen (het symbool "+" wordt op
het display weergegeven).
Voer een enkele meting uit.
5
Het laserapparaat geeft het resultaat op de onderste regel van het
display weer. Dit proces kan onbeperkt worden herhaald.
8.2.9 Aftrekken
Schakel het laserapparaat in.
1
2
Richt de laserpunt op het doel.
Voer een enkele meting uit.
3
4
Druk tweemaal op de knop Optellen/aftrekken/meetreferentie
om de volgende meting af te trekken (het symbool "-" wordt op
het display weergegeven).
Voer een enkele meting uit.
5
Het laserapparaat geeft het resultaat op de onderste regel van het
display weer. Dit proces kan onbeperkt worden herhaald.
NL
19