Bediening
8. Bediening
8.1 In- en uitschakelen
8.1.1 In- en uitschakelen
Druk op de knop AAN/meting om het laserapparaat in te schakelen.
Gedurende 2 seconden op de UIT-/wisknop drukken om de laser uit
te schakelen.
8.1.2 Terug
AAN/wisknop één keer indrukken om de vorige handeling ongedaan
te maken. Tweemaal op de UIT-/wisknop drukken om de huidige
functie te verlaten en terug te keren naar de enkele meetmodus.
8.1.3 Instellen van de meetreferentie
Optellen, aftrekken / meetreferentie gedurende 2 seconden indruk-
ken om tussen voorkant, statief, achterkant met eindstuk en achter-
kant te wisselen. Op het display wordt dit met een pijl aangegeven.
Standaard is de achterzijde als meetreferentie ingesteld. Telkens
wanneer het apparaat opnieuw wordt opgestart, is als referentiepunt
de achterzijde van het apparaat ingesteld.
8.2 Toepassingen
8.2.1 Enkele meting
1
Schakel het laserapparaat in.
Richt de laserpunt op het doel.
2
Druk op de knop AAN/meting.
3
Zodra er een geluidssignaal klinkt, is de meting uitgevoerd. De
afstand kan worden afgelezen. Om meer afstanden te bepalen,
de meetknop opnieuw indrukken.
8.2.2 Min/max-meting
1
Schakel het laserapparaat in.
Richt de laserpunt op het doel.
2
Druk gedurende 2 seconden de
3
AAN/meetknop in.
De minimum- en maximumwaarde worden op het display
aangegeven. Om de meting te stoppen eenvoudigweg op de
AAN/meetknop drukken.
NL
17