Brandgevaar!
Houd toezicht op de kookplaat als
deze in gebruik is!
Houdt u er rekening mee dat de op‐
warmtijd bij inductiekookplaten veel
korter is dan bij gewone kookplaten.
Inschakelen
Tip de - sensortoets aan.
Alle sensortoetsen lichten op. Als u
daarna geen waarden invoert, wordt de
kookplaat om veiligheidsredenen na en‐
kele seconden weer uitgeschakeld.
Vermogensstand instellen/
wijzigen
Een kookzone is niet actief wanneer al‐
leen de sensortoets van het betreffen‐
de bedieningspaneel brandt.
Om een kookzone te activeren, raakt
u de sensortoets op het betreffende
bedieningspaneel aan.
Alle sensortoetsen lichten op.
Raak de sensortoets van de ge‐
wenste vermogensstand op het be‐
treffende bedieningspaneel aan.
Uitschakelen
Om een kookzone uit te schakelen,
raakt u de sensortoets op het be‐
treffende bedieningspaneel aan.
Om de kookplaat en daarmee alle
kookzones uit te schakelen raakt u de
sensortoets aan.
Restwarmte-indicator
Als een kookzone heet is, branden na
het uitschakelen de restwarmte-indica‐
ties en de sensortoets op het betref‐
fende bedieningspaneel.
De streepjes van de restwarmte-indica‐
tie verdwijnen één voor één als de
kookzone afkoelt. Als het laatste
streepje verdwijnt, dooft ook de sensor‐
toets .
De restwarmte-indicaties knipperen
als er een stroomonderbreking op‐
treedt tijdens gebruik of wanneer er
nog restwarmte is of als u de pro‐
grammering heeft geopend terwijl er
nog restwarmte is.
Verbrandingsgevaar! Raak de
kookzones niet aan als de restwarm‐
te-indicatie nog brandt.
Bediening
25