Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Functie-Instellingen Voor Automatisch Aanvragen; Instellingen Op Basis Van Ventilatiemodus; Instellingen Op Basis Van Verwarmingsmodus; Instellingen Op Basis Van Serviceverzoek - ROBUA Next-G Series Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Inbedrijfstelling
5.4.2 Instellingen op basis van de geïnstalleerde
temperatuursondes
De interne kamertemperatuursonde wordt standaard meegele-
verd en daarom moet parameter 45 op waarde 1 worden gela-
ten (standaard). Alleen als u de werking wilt activeren op twee
vermogensniveaus, beheerd door een van de controllers die de-
ze functie ondersteunen (OTRG005, OCDS008, OSWR000), moet
u de parameter 45 instellen op de waarde 0.
Als de oprichttemperatuursonde aanwezig is, stelt u parameter
46 in op waarde 1.
Stel, in aanwezigheid van de externe temperatuursonde, para-
meter 47 in op waarde 1.
5.4.3 Functie-instellingen voor automatisch
aanvragen
Om de automatische oprichtfunctie te activeren, moet u:
Of de standaard omgevingstemperatuursonde (P45 = 1) is
geïnstalleerd of dat het besturingssysteem de omgevings-
temperatuurwaarde levert via Modbus.
de optionele oprichtingssonde (P46 = 1) installeren.
parameter 80 (Right Differential Threshold) instellen.
parameter 81 (maximale oprichttijd) instellen.
De oprichtfunctie start in aanwezigheid van een verwarmings-
verzoek (omgevingstemperatuur onder de streefwaarde), als
aan beide volgende voorwaarden is voldaan:
de door de oprichtingssonde gemeten temperatuur is hoger
dan het instelpunt
het temperatuurverschil is hoger dan de waarde (P80 - 2)
Wanneer de functie start, werkt de ventilator op de eerste
snelheid en schakelt over op de tweede snelheid (alleen voor
EC-gasluchtverhitters) als het verschil tussen de temperatuur
gemeten door de oprichtingssonde en de omgevingstempera-
tuur hoger is dan P80.
Als de maximale oprichttijd (P81) wordt overschreden of als het
verschil tussen de door de oprichtingssonde gemeten tempera-
tuur en de omgevingstemperatuur lager is dan de waarde (P80
- 2), schakelt de gasluchtverhitter automatisch over op de ver-
warmingsfunctie en schakelt de brander in.

5.4.4 Instellingen op basis van ventilatiemodus

Stel voor de zomerventilatiemodus parameter 54 in op de
Tabel 5.10  Parameters die moeten worden geconfigureerd zonder een Modbus-opdracht
Werking
Zomerventilatie
Vaste energieverwarming (2 vermogensniveaus)
Vaste energieverwarming (2 vermogensniveaus), met vaste streefwaarde en
de omgevingstemperatuur gemeten door het apparaat met behulp van de
standaard omgevingssonde
Modulerende verwarming, met vaste streefwaarde en de omgevingstemperatuur
gemeten door het apparaat met behulp van de standaard omgevingssonde
Vaste energieverwarming (2 vermogensniveaus), met ingangsrichtwaarde 0-10
V en de omgevingstemperatuur gemeten door het apparaat met behulp van de
standaard omgevingssonde
Modulerende verwarming, met ingangsrichtwaarde 0-10 V en de omge-
vingstemperatuur gemeten door het apparaat met behulp van de standaard
omgevingssonde
50
(vaste) snelheidswaarde die moet worden gebruikt voor de
zomerventilatiefunctie.
Voor de verwarmingsmodus stelt u parameter 55 in op waarde
1 als u in elke bedrijfstoestand een maximum vaste ventilatie-
snelheid (minimum temperatuurverschil) wilt hebben. Laat het
anders staan op de waarde 0 (standaard) waar de ventilatiesnel-
heid is aangesloten op het vermogensniveau.

5.4.5 Instellingen op basis van verwarmingsmodus

Laat parameter 56 op waarde 1 staan (standaard) als u wilt dat
het vermogen van de modulegenerator continu werkt.
Stel parameter 56 in op 0 als u wilt dat de gasluchtverhitter op
drie verschillende vermogensniveaus werkt.

5.4.6 Instellingen op basis van serviceverzoek

5.4.6.1 In aanwezigheid van een afstandsbediening of
Modbus-controller
In aanwezigheid van een afstandsbediening of generieke Mod-
bus-controller stelt u de parameters in zoals gespecificeerd in de
paragraaf 5.4.1  p. 49 .
Raadpleeg de instructies in de betreffende handleiding
voor de MODBUS-OCDS015-afstandsbediening.
Voor een generieke Modbus-controller zijn de in te stellen pa-
rameters een functie waarvan Modbus-registers daadwerkelijk
door de controller worden beheerd en die direct op het appa-
raatbord moet worden geconfigureerd.
Het document dat de mapping en betekenis beschrijft
van de Modbus-registers die op de GEN10-kaart zijn ge-
implementeerd, is op aanvraag verkrijgbaar bij Robur
technische ondersteuning.
5.4.6.2 Bij afwezigheid van afstandsbediening of Modbus-
controller
Bij afwezigheid van een MODBUS-OCDS015-afstandsbediening
of een generieke MODBUS-controller worden in 5.10  p.  50 de
volgende tabel de parameters weergegeven die moeten worden
geconfigureerd volgens de functionaliteit die u wilt verkrijgen.
In te stellen parameters
P54 (vaste) snelheidswaarde die moet worden
gebruikt voor de zomerventilatiefunctie
P56 = 0
P45 = 1
P53 omgevingstemperatuur
P56 = 0
P45 = 1
P53 omgevingstemperatuur
P45 = 1
P48 = 1
P49 instelpunt overeenkomend met 0 V
P50 instelpunt overeenkomend met 10 V
P56 = 0
P45 = 1
P48 = 1
P49 instelpunt overeenkomend met 0 V
P50 instelpunt overeenkomend met 10 V
5
Aanvullende componenten
-
-
-
-
Ingangssignaal 0-10 V
Ingangssignaal 0-10 V

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave