Hydraulische installatie
Tabel 3.1 Druk distributiegas van de gasluchtverhitters van de Next-G serie
Productcate-
Land van bestemming
gorie
AL, BG, CH, CY, CZ, DK, EE, FI, GR, HR, IT, LT, LV, MK, NO, RO, SE,
SI, SK, TR
II
2H3B/P
AT, CH
AL, BG, CH, CZ, ES, GB, GR, HR, IE, IT, LT, LV, MK, PT, SI, SK, TR
II
RO
2H3P
AT
II
DE
2ELL3B/P
II
2Esi3P
FR
II
2Er3P
II
2H3B/P
HU
II
2HS3B/P
II
LU
2E3P
II
2L3B/P
II
2L3P
NL
II
2EK3B/P
II
2EK3P
II
2E3B/P
I
2E
PL
II
2ELwLs3B/P
II
2ELwLs3P
I
2E(R)
I
BE
2E(S)
I
3P
I
IS
3P
I
LV
2H
I
3B/P
MT
I
3B
1
Gasluchtverhitters G 75 en G 90 kunnen niet werken met dit soort gas.
De druk van de gastoevoer van het toestel, zowel statisch als dynamisch, moet in overeenstemming zijn met de Tabel, met een tolerantie van ± 15%.
3.2.5 Verticale leidingen en condens
Indien nodig moeten de verticale gasleidingen voorzien zijn
▶
van een sifon en een condensaflaat om de condens af te voe-
ren die zich in de leiding kan vormen.
Indien nodig moet men de leiding isoleren.
▶
3.2.6 Drukreduceerventielen LPG
Met de GPL moeten worden geïnstalleerd:
Een drukreduceerventiel eerste sprong, in de buurt van de
▶
vloeibare gastank.
Een drukreduceerventiel tweede sprong, in de buurt van het
▶
apparaat.
3.3
ROOKGASAFVOER
Conformiteit aan de normen
Het toestel is gehomologeerd voor aansluiting op een
afvoerleiding voor de verbrandingsproducten van de
types vermeld in Tabel 1.3 p. 24 .
3.3.1 Aansluiting rookgasafvoer
Ø met 80 mm pakking, aan de achterzijde, bovenaan (zie
▶
maatschema paragraaf 1.2 p. 8 ).
Voor alle modellen en is het mogelijk om de uitlaataanslui-
30
Gastoevoerdruk [mbar]
G20
G25
G25.1
G25.3
20
20
20
20
20
20
20
20
25
20
25
25
25
25
20
25
25
20
25
20
25
20
20
20
20
20
25
20
25
20
ting van de achterzijde aan de bovenzijde van het apparaat te
verplaatsen.
Beweging van de rookafvoeraansluiting
1. Verwijder het bovenpaneel van de generator.
2. Verwijder de bovenste ontladingsblindplaat (detail 7,
zie maatschema paragraaf 1.2 p. 8 ) van het bovenste
paneel.
3. Draai de drie bevestigingsschroeven van de uitlaat los
aan de achterste kraag.
4. Plaats de uitlaatgassen in de inlaat van het bovenste
paneel.
5. Bevestig met de drie schroeven de uitlaatgassen aan de
bovenste inlaat.
6. Bevestig de blindplaat aan de achterste afvoer.
7. Plaats het bovenste paneel van de generator terug.
3.3.2 Aansluiting zuigbuis verbrandingslucht
Ø met 80 mm pakking, aan de achterzijde, bovenaan (zie
▶
maatschema paragraaf 1.2 p. 8 ).
3.3.3 Soorten installaties
De in onderstaande tabellen aangegeven lengtes
moeten worden begrepen in het geval van installaties
waarin de luchtpijp en/of de rookpijp een lineair traject
G2.350
G27
G30
G31
(1)
30
30
50
50
37
30
50
50
50
37
37
30
30
30
30
50
30
30
37
30
30
30
37
37
13
20
37
37
13
20
37
37
30
30
30
30
3