28
Probleem
Er klinkt een geluidssig‐
naal en de kookplaat
wordt uitgeschakeld.
Als de kookplaat wordt
uitgeschakeld, klinkt er
een geluidssignaal.
De kookplaat wordt uitge‐
schakeld.
De restwarmte-indicator
gaat niet aan.
Het bedieningspaneel
wordt heet bij aanraking.
Er klinkt geen geluidsig‐
naal wanneer je de tip‐
toetsen van het bedie‐
ningspaneel aanraakt.
Het indicatielampje boven
het symbool
gaat aan.
De bedieningsbalk knip‐
pert.
Opwarmen duurt lang.
Mogelijke oorzaak
Je hebt iets op een of meer
sensorvelden geplaatst.
Je hebt iets op het sensor‐
veld
geplaatst.
De zone is niet heet omdat
deze slechts kortstondig is
gebruikt, of de sensor is be‐
schadigd.
Het kookgerei is te groot of
je plaatst het te dicht bij het
bedieningspaneel.
De signalen zijn uit.
Kinderbeveiligingsinrichting
of Blokkering werkt.
Er staat geen pan op de zo‐
ne, of de zone is niet volle‐
dig bedekt.
De pan is niet geschikt.
De diameter van de bodem
van de pan is te klein voor
de zone.
Pan is te klein en ontvangt
slechts een deel van het ver‐
mogen dat door de kookzo‐
ne wordt gegenereerd.
Oplossing
Verwijder het voorwerp van de
sensorvelden.
Verwijder het voorwerp van
het sensorveld.
Als de zone voldoende lang
gebruikt is om heet te zijn,
neem je contact op met een
erkende servicedienst.
Plaats grotere pannen indien
mogelijk op de achterste kook‐
zones.
Schakel de geluiden in. Raad‐
pleeg 'Dagelijks gebruik'.
Zie "Kinderbeveiliging" en
"Blokkering".
Zet een pan op de zone, zodat
de pan de zone volledig be‐
dekt.
Gebruik kookgerei dat ge‐
schikt is voor inductiekookpla‐
ten. Zie 'Aanwijzingen en tips'.
Gebruik pannen met de juiste
afmetingen. Raadpleeg de
technische gegevens.
Gebruik voor een optimale
warmteoverdracht kookgerei
met een bodemdiameter die
vergelijkbaar is met de grootte
van de kookzone (d.w.z. de
maximale waarde van de dia‐
meter van het kookgerei in
"Technische gegevens" >
"Specificatie van de kookzo‐
ne").