9.4 Defecten en oplossingen
Symptomen
De ketel start niet en de
vlambeveiligingsautomaat
is niet vergrendeld
(rode alarmsignalisatie
uit ref. B, blz 9)
De vlambeveiligings-
automaat is vegrendelt
(rode alarmsignalisatie
ref. 7, blz 9)
De brander start, dooft
en de vlambeveiligings-
automaat probeert
opnieuw te starten
De ventilator blijft constant - De luchtdrukschakelaar
in voorventilatie en de
ketel start niet op
De brander start,
maar op klein vermogen - Vuile filter
Vuil ketellichaam
(zijde vuurhaard)
Luidruchtige ketel
Ketel te warm of te
koud in functie van
de warmtevraag.
10. LIJST WISSELSTUKKEN EN BIJHORENDE TEKENINGEN
Mogelijke oorzaken
- De ketelthermostaat
ontvangt geen warmte
vraag
- De regeling (optie) ontvangt.
geen vraag.
- Door oververhitting, is de
veiligheidsthermostaat in
werking getreden.
- De ventilator gaat niet
in voorventilatie
- Vergrendeling door
gasgebrek
- Vergrendeling door afhaken
vlam
- Inversie kabels fase en
nuilleider in bedieningsbord
ketel.
- De luchtdrukschakelaar
gaat uit bij de start
start niet.
- Te zwakke druk stroomopwaarts - Gastoevoer controleren
- Gasblok defect
- Te hoge druk stroomopwaarts - Gastoevoer controleren
- Vervuilde brander
- Slechte ontluchting
- Met kalk aangeslagen
ketellichaam
- Ketelthermostaat te laag
afgesteld
- Schakelaar (blz.9) in
- Schakelaar (blz.9) in
- Een warmtevraag creëren door inwerking op de ketel-
thermostaat (ref. 7, blz 9) of op het niveau van de
regeling.
- Verhelpen aan de oorzaak van oververhitting en de
veiligheidsthermostaat (ref. D, blz.9) herbewapenen.
- Controleer de goede werking van de ventilator.
- De luchtdrukschakelaar blijft werken (komt terug in
ruststand als de druk overgaat naar een waarde kleiner
dan 6 mm WK) zelfs bij stilstand van de ketel.
- Controleer de luchtdrukschakelaar (zie § 4.3.4.)
- Gastoevoerleiding ontluchten en dan de
herbewapeningsknop (ref. 7, blz.9) op het
bedieningsbord activeren.
- Controleer afstelling van de luchtdrukschakelaar.(§ 3.5)
- Controleer of er geen lucht terugcirculeert ter hoogte van
het eindpunt (hindernis te dicht bij uitlaat, bv. muur).
- Fase aansluiten op klem 1 en nulleider op klem 2.
- Controleer afstelling luchtdrukschakelaar (zie blz. 28).
- Controleer of de schokdemper goed gemonteerd is in de
drukleiding "-" van de luchtdrukschakelaar (zie blz. 28).
- Controleer afstelling luchtdrukschakelaar (∆P
(zie hoofdstuk 4.4.4.)
- Controleer de goede staat van de drukmeetpunten en
de aansluitleidingen van de luchtdrukschakelaar
- Controleer de afstelling van luchtdrukschakelaar (zie blz. 28)
- Filter reinigigen
- Vervangen
- Brander reinigen
- Correct ontluchten
- Verwarmingskring ontkalken
- Ketelthermostaat in max. stand plaatsen
- De schakelaars in stand "AUTO" plaatsen.
44
44
Oplossingen
ON
= 7,5 mm WK
)