2.7 Gasaansluiting en aanpassing voor een ander gastype
2.7.1 Aansluiting op het gasnet, volgens de gasdruk
In elk geval moet de afsluitkraan zo dicht mogelijk bij
de ketel worden geplaatst.
- De diameter van de buizen moet worden bepaald vol-
gens de norm NBN D 51.003.
- He drukverlies tussen de teller en de ketel moet klei-
ner dan 1 mbar zijn (ketel in werking).
2.7.2 Aanpassing naar een ander gastype
De hieronder beschreven handelingen moeten
worden uitgevoerd door een bekwame vakman.
Tabel drukregeling en merking spuitstukken
GSR
Spuitstuk brander H en L
Voedingsdruk H
Voedingsdruk L
Gasdebiet H
Gasdebiet L
Het debiet is opgegeven bij 15°C, 1013 mbar.
Afstelling van het startblok :
Indien nodig kan de druk bij de opstart geregeld worden
op het gasblok of de gasklep met een platte schroeve-
draaier, na verwijderding van de bescherming E.
In de fabriek is de startdruk afgesteld op minimum, ove-
reenstemmend met de stand (
den aangepast naar een andere waarde tussen minimum
en maximum.
Opmerking : bij vervanging van de gasblok of de gask-
lep, controleer of de regelaar (schroef onder deksel C) vol-
ledig is vastgedraaid.
130-5 FA
200 A
mbar
18
mbar
22
3
m
/h
2,82
3
m
/h
3,00
). De waarde kan wor-
Waardes van de gasdruk van het toestel :
. 20 mbar voor aardgas H (G20),
. 25 mbar voor aardgas L (G25).
130-6 FA
200 A
18
22
3,52
3,74
1/8
22
22
22
22
22
C
Mini
M i
n i
E
M a
x i
Maxi
8388N126 A