1.6 Onderdelen
9
4
8509N013
1. Aan
/ Uit
schakelaar ZG (met geïntegreerde
getuigenlampje) : schakelt de elektrische voeding
van de ketel uit.
2. Herbewapeningsknop van vlambeveiligings-
automaat met alarmsignalisatie : als er een sto-
ring in de ketel optreedt, gaat de alarmsignalisatie
branden. Om de ketel herop te starten, de vlam-
beveiligingsautomaat herbewapenen door te druk-
ken op de herbewapeningsknop.
3. Driestandenschakelaar "
- Manuele stand
ketels niet voorzien van een regeling of een kamer-
thermostaat. De keteltemperatuur wordt geregeld
door de ketelthermostaat 7. Deze stand kan wor-
den gebruikt om de brander te testen op een ins-
tallatie voorzien van een regeling of een kamer-
thermostaat.
- "AUTO" stand : normale werkingsstand voor
ketels voorzien van een regeling of een kamer-
thermostaat.
De keteltemperatuur wordt geregeld door de regel-
ing.
- "TEST STB" stand : stand om de veiligheids-
thermostaat te testen.
4. Zomer/Winter schakelaar ZEH : in de stand
"Winter"
, zijn de verwarming en de sanitair warm-
water produktie in werking. In de stand "ZOMER"
, is enkel de sanitair warmwaterproduktie in wer-
king. Indien er geen boiler is aangesloten, dan is de
ketel buiten werking.
5. Thermische beveiliging 4 A
1.7 Optie
Regulatie : zie specifieke handleiding
1
8
5
20
40
°C
4A
3
7
2
6
- AUTO - TEST STB" :
: normale werkingsstand voor
19
21
18
14
16
15
6. Veiligheidthermostaat : afgesteld op 110°C. Bij
oververhitting wordt de gastoevoer onderbroken.
De ketel kan enkel opnieuw manueel in werking wor-
den gesteld nadat aan de oorzaak van de over-
verhitting werd verholpen. Voor herbewapening van
de veiligheidsthermostaat, de beschermdop los-
draaien en de ontgrendelingstoets indrukken (met
een puntig voorwerp).
7. Ketelthermostaat TCH : regelbaar van 30 tot 90°C.
In de fabriek is een (verwijderbare) aanslag in-
gebracht die de maximale regelwaarde tot 70°C beperkt.
Voor instelling van een hogere waarde, zie blz. 25.
8. Thermometer
9. Uitsparing voor regeling
10. Vlambeveiligingsautomaat : gemonteerd op het
gasblok. Deze neemt de ontstekings-, de werkings-
en uitdooffases van de brander waar
11. Gasregelblok : bestaat uit, in serie geschakeld een
regelklep en een veiligheidsklep met progressieve
opening, bestuurd door de regulatie van de ketel
12. Gastoevoer
13. Brander
14. Vlamkijkvenster
15. Ontstekingselectrode : staat in voor de ontsteking van
de ontstekingsbrander met een vonk onder hoge span-
ning.
16. Ionisatieelectrode : detecteert, de ionisatiestroom
van de vlam van de ontstekingsbrander.
17. Ontstekingsbrander
18. Huls
19. Luchtdrukschakelaar
20. Ventilator
21. Ionisatiestroomversterker
9 9 9 9 9
20
17
12
10
11
13
8509N079C