7|Gebruik
OPMERKING
7
52 | BA 75
7.5 Temperatuursensor aansluiten
Heet werkstuk
Sterke verhitting van de kabel, waardoor smelten van de kabelmantel en daardoor onher-
stelbare beschadiging van de temperatuursensor
▸
Houd de kabel van de temperatuursensor uit de buurt van het hete werkstuk.
ü Er mogen uitsluitend temperatuursensoren volgens de specificatie van de
fabrikant worden gebruikt.
ü De temperatuursensoren mogen geen tekenen van beschadiging vertonen.
ü Het magnetische oppervlak van de temperatuursensoren moet vrij van ver-
ontreinigingen zijn.
ü Het werkstukoppervlak moet vrij zijn van verontreinigingen.
1. Sluit de stekker van temperatuursensor T1 aan op sensoraansluiting T1. „–"
en „+" moeten overeenkomen met de stekker en de sensoraansluiting.
2. Plaats de temperatuursensor T1 op het werkstuk waar de warmte wordt
overgebracht op het werkstuk. Plaats deze op een vlakke ondergrond aan
de voorzijde van het werkstuk, zo dicht mogelijk bij de binnendiameter.
Bijvoorbeeld bij een rollager: aan de voorkant van de binnenring.
q43 Bevestig temperatuursensor T1
1
2
1
Binnenring
Daarnaast voor het verhitten met dubbele temperatuurmeting of voor bewa-
king met de delta-T-functie:
3. Sluit de stekker van temperatuursensor T2 aan op sensoraansluiting T2. „–"
en „+" moeten overeenkomen met de stekker en de sensoraansluiting.
4. Plaats de temperatuursensor T2 op het werkstuk waar de laagste tempera-
tuur in het werkstuk te verwachten is.
Bijvoorbeeld bij een rollager: op de buitenring.
»
De temperatuursensoren zijn gereed voor gebruik.
Plaats de temperatuursensor na gebruik op de U-vormige kern, zo dicht moge-
lijk bij het bedieningspaneel.
|
2
Sensorkop temperatuursensor
001A2692
Schaeffler