4.6.4 Temperatuur- en snelheidsmodus
Schaeffler
• Hiermee stelt u de snelheid in waarmee de temperatuur tijdens het ver-
warmproces mag stijgen.
Voorbeeld: Verwarmen van het werkstuk tot +120 °C met een stijgsnelheid
van 5 °C/min.
• Het werkstuk verwarmen tot de ingestelde temperatuur.
• Bewaking van de werkstuktemperatuur tijdens het gehele proces.
• Kies tussen enkele meting en Delta-T-meting onder [Systeeminstellingen].
• Er zijn 1 of meer temperatuursensoren nodig die op het werkstuk worden
bevestigd. T1 (temperatuursensor 1) is de hoofdsensor en regelt het verhit-
tingsproces.
• De functie voor het vasthouden van de temperatuur kan worden geselec-
teerd onder [Houden temp.]. Als de temperatuur van het werkstuk daalt tot
onder de ingestelde temperatuur, wordt het werkstuk opnieuw verwarmd.
De limiet voor de toegestane temperatuurdaling kan onder [Systeeminstel-
lingen] in het gedeelte [T houd hysterese] worden ingesteld. De functie voor
het vasthouden van de temperatuur houdt het werkstuk op de verhittings-
temperatuur totdat de tijd die is ingesteld onder [Houd tijd] is verstreken.
• Na het verhittingsproces wordt het werkstuk automatisch gedemagneti-
seerd.
Na het inschakelen van het proces regelt de verhitter het uitgangsvermogen
zodanig dat de verwarmcurve van het werkstuk in overeenstemming met de
ingestelde stijgsnelheid verloopt. Tijdens het verwarmen wordt een witte lijn
weergegeven in de afbeelding die het verwarmproces idealiter zou moeten vol-
gen. De werkelijke curve zal iets boven deze lijn liggen, omdat de regeling eerst
probeert de temperatuurstijging en het bijbehorende uitgangsvermogen te
compenseren.
De temperatuur- en de snelheidmodus worden alleen correct uitgevoerd als de
instelling van de stijgsnelheid realistisch is en in verhouding staat tot het ver-
mogen dat de verhitter kan leveren en op het werkstuk kan overdragen.
Productbeschrijving|4
|
4
BA 75 | 27