M3.8.
I15 | Minimale verwarmtijd tapwater
| Fabrieksinstelling 10 | Min. 0 | Max. 15 | +/- 1 |
De minimale draaitijd (minuten) van de compressor voor
tapwaterverwarming.
Deze functie voorkomt het onnodig stoppen en starten van de
compressor, waardoor het rendement en de levensduur worden
verhoogd.
Tip
Itho Daalderop adviseert om de draaitijd niet minder dan tien
minuten in te stellen.
M3.9.
I25 | Meetvertraging voorverwarmer
| Fabrieksinstelling 6 | Min. 2 | Max. 15 | +/- 1 |
Alleen zichtbaar in Systeemconfiguratie 7 en 9.
De vertragingstijd (minuten) tussen het openen van de afsluiter
voorverwarmer (V12) en het meten van de watertemperatuur na de
voorverwarmer.
Hiermee wordt voorkomen dat de temperatuur te snel, en daardoor
onjuist, wordt gemeten.
Bij een lange leidinglengte van de bron naar de warmtepomp kan de
meetvertraging hoger ingesteld worden; bij een korte leidinglengte
lager.
M3.10.
I26 | Overschrijdingstijd laden
| Fabrieksinstelling 1 | Min. 0 | Max. 10 | +/- 1 |
Alleen zichtbaar in Systeemconfiguratie 2 en 3.
Wanneer de vraag voor tapwaterverwarming is gestopt, zal de
compressor nog gedurende de ingestelde tijd (minuten) door blijven
draaien.
Nadat deze overschrijdingstijd is verstreken en er is geen nieuwe
warmtevraag, wordt de compressor alsnog uitgeschakeld.
Deze functie voorkomt het onnodig stoppen en starten van de
compressor, waardoor het rendement en de levensduur worden
verhoogd.
M3.11.
I50 | P-band tapwaterpomp
| Fabrieksinstelling 50 | Min. 0 | Max. 250 | +/- 1 |
ä
Let op!
De instelling niet wijzigen, als u geen kennis heeft van een PI-
regeling.
Een verkeerde instelling kan leiden tot een instabiele werking
van de warmtepomp, en daarmee tot een onjuiste
tapwateraanvoertemperatuur.
De P-band (k) regelt de reactiesnelheid op het temperatuurverschil
tussen de gemeten en de gewenste tapwateraanvoertemperatuur.
Dit temperatuursverschil zorgt dat de pompsnelheid van de
tapwaterpomp (P10) sneller of langzamer wordt aangepast om de
tapwateraanvoertemperatuur stabiel te houden.
Het naar boven aanpassen van deze instelling vertraagd de
reactiesnelheid.
M3.12.
I51 | I-factor tapwaterpomp
| Fabrieksinstelling 2,0 | Min. 0,0 | Max. 25,0 | +/- 0,1 |
ä
Let op!
De instelling niet wijzigen, als u geen kennis heeft van een PI-
regeling.
Een verkeerde instelling kan leiden tot een instabiele werking
van de warmtepomp, en daarmee tot een onjuiste
tapwateraanvoertemperatuur.
De I-factor (%) regelt de nauwkeurigheid om de pompsnelheid van
de tapwaterpomp (P10) aan te passen.
Deze temperatuurafwijking per minuut, zorgt dat de pompsnelheid
naar boven of naar beneden wordt aangepast om de
tapwateraanvoertemperatuur stabiel te houden.
Het naar boven aanpassen van deze instelling kan een onstabiele
tapwateraanvoertemperatuur veroorzaken.
M3.13.
I52 | Laagstand tapwaterpomp
| Fabrieksinstelling 10 | Min. 10 | Max. 100 | +/- 1 |
De minimale pompsnelheid (%) ten opzichte van de maximale
capaciteit, als de tapwaterpomp (P10) in laagstand draait tijdens
tapwaterverwarming.
Verhoog de minimale pompsnelheid, als het laadcircuit te veel
weerstand heeft.
45