4.2. Binnenriolering
Sluit de overstort van de inlaatcombinatie aan op de
●
binnenriolering.
De open verbinding met het riool moet worden afgesloten met
●
een waterslot om te voorkomen dat gassen uit het riool kunnen
ontsnappen.
4.3. Bronsysteem
Opmerking
De aansluiting op het toestel is niet maatgevend voor de
diameter van de binnenhuisaansluiting.
De toegepaste leidingen moeten voldoen aan de voorschriften zoals
beschreven in Eisen bronsysteem op pagina 8.
Spoel het leidingsysteem grondig door voor installatie en/of
●
ingebruikname.
Plaats afsluiters in het leidingsysteem voor
●
servicewerkzaamheden of vervanging van de warmtepomp.
Alle leidingen moeten ontluchtend worden aangelegd.
●
In het leidingsysteem moet een voorziening voor ontluchting
●
worden opgenomen; zoals bijvoorbeeld automatische
ontluchters.
Bochten in het leidingwerk bij voorkeur gebogen of met
●
bochtstukken uitvoeren.
Gebruik bij voorkeur een flexibele slang tussen de warmtepomp
●
en bronleiding, zodat trillingen die voor resonanties kunnen
zorgen (hoorbaar als contactgeluid) niet worden doorgegeven
aan de installatie of een constructie.
Alle leidingen tussen de warmtepomp en bronaansluiting
●
moeten thermisch en dampdicht geïsoleerd worden met
ammoniakvrij isolatiemateriaal.
Monteer het magnetisch vuilfilter, op een goed bereikbare
●
plaats, in de bronretourleiding (van bron naar warmtepomp) van
de huisinstallatie.
Voor onderhoud en reiniging wordt geadviseerd om voor en
achter het vuilfilter afsluiters te plaatsen.
ä
Let op!
Gebruik alleen de meegeleverde EPDM pakkingringen.
3
SR1
ä
Let op!
Het aansluiten van de voorverwarmer is alleen van toepassing
op de warmtepomp BWP 20VV.
SR1
6
3
¾" vlak | BWP aanvoer; van bron
4
¾" vlak |BWP retour; naar bron
5
¾" vlak | BWP aanvoer VV; van bron
6
¾" vlak | BWP retour VV; naar bron
SR1
Vlakke pakkingring EPDM (2x)
1) Alleen aanwezig in de BWP 20VV
4
5
(1)
(1)
31