Bestanden Afdrukken; Afdrukopties; Printerinstellingen - Nokia E Series Gebruikershandleiding
Verberg thumbnails
Zie ook voor E Series:
- Handleiding (208 pagina's) ,
- Gebruikershandleiding (182 pagina's) ,
- Gebruikershandleiding (171 pagina's)
Inhoudsopgave
Advertenties
Bestanden afdrukken
Als u een printer voor uw apparaat wilt configureren,
selecteert u
Menu
Kantoor
>
Toevoegen. Als u de printer wilt instellen als
standaardprinter, selecteert u
Voordat u begint met afdrukken moet uw apparaat op de
juiste wijze op de printer zijn aangesloten.
Als u een bericht of bestand wilt afdrukken, selecteert u
Opties
> Afdrukken.
Als u naar een bestand wilt afdrukken, selecteert u
Opties
Afdrukopties
>
bepaalt u de locatie voor het bestand.
Als u de afdrukopties wilt wijzigen, selecteert u
Afdrukopties. U kunt de printer selecteren die u wilt
gebruiken, het aantal exemplaren en het paginabereik dat
u wilt afdrukken.
Als u de pagina-indeling wilt wijzigen voordat u begint
met afdrukken, selecteert u
Pagina-instelling. U kunt het papierformaat en de
afdrukstand wijzigen, de marges definiëren en een
koptekst en voettekst invoegen. De maximumlengte van
de koptekst en voettekst is 128 tekens.
Als u een voorbeeld van een bestand of bericht wilt
bekijken voordat u het afdrukt, selecteert u
Afdrukopties
> Voorbeeld.
Afdrukopties
Open een bestand of bericht en selecteer
Afdrukopties.
Definieer de volgende opties:
Printers
Opties
>
>
Opties
Als
standaard.
>
Afdrukken naar bestand
>
Opties
Opties
Afdrukopties
>
Opties
Opties
>
Printer
— Selecteer een beschikbare printer in de lijst.
•
Afdrukken
— Selecteer
•
pagina's
of
Oneven pagina's
Afdrukbereik
•
>
Huidige pagina
paginabereik.
Aantal exemplaren
•
exemplaren dat u wilt afdrukken.
Afdrukken naar bestand
•
afdrukken naar een bestand en bepaal de locatie voor
het bestand.
en
Printerinstellingen
Selecteer
Menu
>
Als u een nieuwe printer wilt toevoegen, selecteert u
Opties
> Toevoegen.
Definieer de volgende opties:
Printer
— Voer een naam in voor de printer.
•
>
Stuurprogramma
•
voor de printer.
Drager
— Selecteer een drager voor de printer.
•
Toegangspunt
•
Poort
— Selecteer de poort.
•
Host
— Definieer de host.
•
>
Gebruiker
— Voer de gebruiker in.
•
Wachtrij
— Voer de wachtrij in.
•
Afdrukstand
•
Papierformaat
•
Alle
pagina's,
als het afdrukbereik.
— Selecteer
Pagina's in
of
Gedefin. pagina's
— Selecteer het aantal
— Selecteer de optie voor
Kantoor
> Printers.
>
— Selecteer een stuurprogramma
— Selecteer het toegangspunt.
— Selecteer de afdrukstand.
— Selecteer het papierformaat.
Even
bereik,
als het
77
Advertenties
Inhoudsopgave
