7
Bergen, wegslepen,
vastsjorren, optakelen
7-6
(4) Omschakelhendel voor besturing (4-8/3) bij van tevo-
ren recht gezette wielen van de vooras in stand „achteras-
besturing" schakelen.
(5) Mes- en tandbescherming aanbrengen (5-4/pijl).
(6) Steek de stekker van de bakbescherming in de
stekkerdoos (5-5/pijl).
(7) Shovelarm omhoogbrengen en mechanisch onder-
steunen [bv. door plaatsen van de shovelarmsteunen (spe-
ciale uitvoering) (1-1/pijlen)] en shovelarm met de bedie-
ningshendel voor werkhydrauliek (4-9/6) tot op de shovel-
armondersteuning laten zakken.
(8) Kogelkraan voor werk- en extra hydrauliek (4-8/2)
sluiten.
(9) Blokkeer het zwenkmechanisme door de blokkeer-
spie (1-3/pijl) in de zwenkblokkering (1-4/pijl) te leggen.
(10) Sleepstang aan de weg te slepen machine [(7-2/1 -
vooruit wegslepen) resp. (7-3/1 - achteruit wegslepen)] en
aan het trekkende voertuig aanbrengen.
ATTENTIE
Als de machine voor niet van een rangeer- en
wegsleepkoppeling is voorzien, mag de machine
alleen achteruit worden weggesleept.
(11) De hydrostatische rijaandrijving voor het wegslepen op
vrije oliecirculatie schakelen. Hiervoor moeten de stift-
schroeven aan beide hogedrukbegrenzingsventielen (7-7/
pijlen) van de rijpomp tot op een vlak met de van te voren
losgedraaide zeskantmoeren (SW 13) worden ingeschroefd.
Daarna moeten de zeskantmoeren worden vastgedraaid.
AANWIJZING
i
Na het wegslepen de zeskantmoeren weer
losdraaien, de stiftschroeven van de beide
hogedrukbegrenzingsventielen tot de aanslag
uitschroeven en de zeskantmoeren vastdraaien.
(12) Eventueel blokkeerspie verwijderen.
(13) Parkeerrem (4-9/7) lossen.
AANWIJZING
i
Als de machine niet kan worden weggesleept,
moeten beide cardanassen (8-29 tot 8-32) wor-
den gedemonteerd.
GEVAAR
-
De op te brengen stuurkrachten zijn bij
uitgevallen motor aanzienlijk groter.
-
De machine moet stapvoets (2 km/u) worden
weggesleept.
S220/S221/S230/S231/Z200