1
Veiligheidsregels
Afbeelding 1-4
1-8
1.5.2.9 Geef alleen ervaren personeel opdracht, om la-
dingen te bevestigen! Ladingen moeten zodanig bevestigd
zijn, dat ze niet kunnen verschuiven of vallen.
1.5.2.10 De machine met aangehangen last alleen ver-
plaatsen, als de ondergrond zoveel mogelijk egaal is.
1.5.2.11 Bij hefwerktuiggebruik mogen beladers de hijs-
arm alleen vanaf de zijkant benaderen en pas nadat zij
toestemming van de bestuurder hebben gekregen. De
bestuurder mag pas toestemming geven, als de machine
stilstaat en de werkinrichting niet bewogen wordt.
1.5.2.12 Personen, die de lading begeleiden, en de bela-
ders moeten zich binnen het gezichtsveld van de bestuur-
der bevinden of rechtstreeks spreekcontact met hem
hebben.
1.5.2.13 De bestuurder moet de lading zo dicht mogelijk
boven de grond vervoeren en heen en weer slingeren
vermijden.
1.5.2.14 De bestuurder mag de lading niet over personen
heen vervoeren.
1.5.2.15 Zorg bij montagewerkzaamheden boven het hoofd
voor geschikt en veilig opstapmateriaal en steigers. Gebruik
geen machineonderdelen en vooral geen aanbouwapparaten
bv. bakken, om op en af te stappen! Bij onderhoudswerk-
zaamheden op grotere hoogte valbeveiligingsmiddelen dra-
gen! Zorg ervoor, dat alle handgrepen, treden, balustrades,
platforms, hefbruggen en ladders schoon en ijsvrij zijn!
1.5.2.16 Verwijder voor het begin van onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden olie, brandstof of vuil van de
machine. Let vooral op de aansluitingen en schroefverbin-
dingen. Geen agressieve reinigingsmiddelen gebruiken!
Niet rafelende poetsdoeken gebruiken!
1.5.2.17 Voordat de machine met water of stoom (hoge-
drukreiniger) of andere reinigingsmiddelen wordt schoon-
gemaakt, eerst alles afdekken/afplakken, zodat er geen
water/stoom/reinigingsmiddel in bepaalde onderdelen te-
recht komt, waardoor de veiligheid of het functioneren van
de machine wordt beïnvloed. Let daarbij vooral op de
motorcomponenten zoals de inspuitpomp, de dynamo, de
regelaar en de startmotor.
1.5.2.18 Afdek- en afplakmateriaal na het reinigen volledig
verwijderen!
1.5.2.19 Na het reinigen, alle brandstof-, motorolie- en
hydraulische leidingen op lekkage, losgeraakte verbindin-
gen, doorgeschuurde plekken en beschadigingen contro-
leren! Vastgestelde gebreken direct herstellen!
1.5.2.20 Na onderhouds- en reparatiewerkzaamheden los-
gemaakte schroefverbindingen steeds aantrekken!
1.5.2.21 Als het nodig is, om veiligheidsinstallaties ten
behoeve van voorbereidende werkzaamheden, onderhoud
en reparaties te demonteren, moeten deze direct na
beëindiging van de werkzaamheden weer worden
gemonteerd en getest.
S220/S221/S230/S231/Z200