Gecoördineerde ontdooiing
Er zijn twee manieren waarop gecoördineerde ontdooiing kan
worden uitgevoerd:
Of door bedrading tussen de regelaars of via de datacommunica-
tie.
Bedrading
De digitale ingang DI2 wordt verbonden tussen de regelaars.
Zodra een regelaar een ontdooiing start, zullen alle andere rege-
laars volgen en eveneens een ontdooiing starten. Na de ontdooi-
ing gaan de regelaars in een wachtpositie. Zodra alle regelaars in
de wachtpositie zijn, zal de koeling weer aanvangen.
Coördinatie via datacommunicatie
Hier zal het systeem (netwerk) de coördinatie afhandelen.
De regelaars worden gegroepeerd in ontdooigroepen en de
systeemunit (gateway/SM) zal ervoor zorgen dat deze groep
ontdooit volgens een wekelijks schema.
Zodra een regelaar klaar is met ontdooien, zal deze een signaal
sturen naar de systeemunit en vervolgens in de wachtpositie
gaan. Als iedere regelaar binnen de groep in de wachtpositie
staat, zal koeling weer worden toegestaan voor alle regelaars.
Ontdooien
1 Op basis van koeltijd
Als de opgetelde koeltijd een ingestelde tijd overschrijdt, zal
een ontdooiing worden gestart. (Deze functie is niet actief als
de adaptieve ontdooiing is ingesteld op 2, 3 of 4)
Adaptieve ontdooiing
Deze functie bepaald of er behoefte is aan een adaptieve
ontdooiing. Deze functie kan een extra ontdooiing toevoegen of
een geplande ontdooiing opheffen.
De volgende functies kunnen worden geselecteerd:
0 Uit
1 Bewaking
Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de
verdamper.
In geval van ijsopbouw of flash gas zal een alarm worden
gegenereerd.
2 Adaptief dag
Deze functie vereist dat een rolgordijn op het meubel is
geplaatst.
Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de
verdamper gedurende de dag.
De verdamper wordt alleen gedurende de dag bewaakt en de
geplande ontdooiingen worden uitgevoerd indien nodig. Als
de geplande ontdooiing niet nodig is, zal de ontdooiing niet
worden uitgevoerd.
Gedurende de nacht worden alle geplande ontdooiingen altijd
uitgevoerd.
3 Adaptief dag en nacht
We gaan ervan uit dat er geen rolgordijnen zijn geplaatst.
Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de
verdamper.
De verdamper wordt bewaakt en de geplande ontdooiingen
worden uitgevoerd indien nodig. Als de geplande ontdooiing
niet nodig is, zal de ontdooiing niet worden uitgevoerd.
Smeltfunctie
Deze functie voorkomt dat de luchtstroom door de verdamper
verminderd door sneeuwvorming op de lamellen als de verdam-
per lange tijd ononderbroken koelt.
Deze functie werkt alleen in het temperatuurgebied van -5°C en
+10°C en treedt in werking als de verdamper langer dan de inge-
stelde smeltinterval ononderbroken koelt. De koeling wordt dan
gedurende de ingestelde smeltperiode gestopt. De ventilatoren
draaien door zodat de sneeuw wordt gesmolten en daardoor de
capaciteit van de verdamper wordt verbeterd.
AK-CC 550B
Handleiding RS8GL210 © Danfoss 01-2013
System manager
4 Volledig adaptief (voornamelijk voor cellen)
Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de
verdamper.
De verdamper wordt bewaakt en ontdooiingen worden
uitgevoerd onafhankelijk van de geplande ontdooiingen.
Alle geplande ontdooiingen worden ook uitgevoerd. Het
verdient dus aanbeveling om het aantal geplande ontdooiingen
zo beperkt mogelijk te houden.
De Adaptieve Ontdooiing vereist de volgende componenten:
- expansieventiel type AKV
- temperatuursignalen van S3 en S4
- Signaal van condensatiedruk Pc. Dit signaal wordt via het net-
werk doorgegeven van de system manager.
De waarde moet de druk voor het AKV ventiel weergeven. In
installaties waar deze druk niet representatief is (transkritisch
CO2 systeem etc.) mag het signaal van de System Manager niet
gebruikt worden.
LET OP. De S3 en S4 sensoren moeten in de luchtstroom respectie-
velijk direct voor en direct na de verdamper worden geplaatst.
LET OP
De functie 'Adaptieve ontdooiing' mag alleen worden geactiveerd
zodra de verdamper onder normale condities werkt (dus
bijvoorbeeld niet tijdens in bedrijf stelling)
Minimum tijd tussen ontdooiingen
De minimum tijd tussen ontdooiingen is 2 uur.
Dit voorkomt dat een geplande ontdooiing via het schema direct
na een adaptieve ontdooiing wordt uitgevoerd. Deze tijd loopt
vanaf het moment dat een adaptieve ontdooiing is gestopt tot
aan het moment dat een geplande ontdooiing uitgevoerd mag
worden. De adaptieve ontdooiing zal ook niet binnen 2 uur een
ontdooiing starten.
Real time clock
De regelaar heeft een ingebouwde real time clock welke gebruikt
kan worden voor het starten van ontdooiingen. Deze klok heeft
een back-up van 4 uur.
Als de regelaar is uitgerust met datacommunicatie en verbonden
is met een systeemunit, zal de klok worden ingesteld door de
systeemunit.
Max. 10
7