3.4.2)
De indeling in een temperatuurklasse hangt af van de temperatuur van het medium waarbij rekening wordt
gehouden met de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor. Zie de onderstaande grafiek:
Voor F025(A of B), F050(A of B), F100(A of B) Sensoren met constructie-identificatiecode (CIC) geen
markering of A3, en F300(A of B) sensors met integrale kernprocessor 700 of 800
Opmerking 1. Hanteer de bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven
medium- en omgevings- temperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt:
T5:T 95 °C, T4:T 130 °C, T3:T 195 °C, T2:T 290 °C, T1:T 363 °C. De voor stof toegestane minimale
omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is –40 °C.
Voor F025(C of E), F050(C of E), F100(C of E) Sensoren met constructie-identificatiecode (CIC) geen
markering of A3, en F300(C of E) sensors met integrale kernprocessor 700 of 800
Opmerking 1. Hanteer de bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven
medium- en omgevings- temperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt:
T5:T 95 °C, T4:T 130 °C, T3:T 195 °C, T2:T 290 °C, T1:T 440 °C. De voor stof toegestane minimale
omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is –40 °C.
ATEX installatie-instructies
TEMP. SENSORMEDIUM (°C)
TEMP. SENSORMEDIUM (°C)
F-Serie sensors (BVS 03 ATEX E 176 X)
19