Voor F025(C of E), F050(C of E), F100(C of E) Sensoren met constructie-identificatiecode (CIC) geen
markering of A3, en F300(C of E) sensors met constructie-identificatie- code (CIC) geen markering, met
integrale aansluitdoos aangesloten op MVD Transmitters
Opmerking 1. Hanteer de bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven
medium- en omgevings- temperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt:
T6:T 80 °C, T5:T 95 °C, T4:T 130 °C, T3:T 195 °C, T2:T 290 °C, T1:T 440 °C. De voor stof toegestane
minimale omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is –40 °C.
3.2.5)
Omgevingstemperatuurbereik
De sensor kan worden gebruikt bij een hogere omgevingstemperatuur dan +55 °C, mits de omgevings
temperatuur de maximale temperatuur van het medium niet overschrijdt en rekening wordt gehouden met
de temperatuur klasse en de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor.
3.3)
Type F*** *****(2–9, A, B, D, E, Q, V, W of Y)*Z*****
(behalve F*** (A, B, C of E)****(2–9, A, B, D, E, Q, V, W of Y)*Z*****)
3.3.1)
Ingangen (klem 1–4)
Spanning
Stroom
Vermogen
Effectieve inwendige capaciteit
Effectieve inwendige inductie
3.3.2)
De indeling in een temperatuurklasse hangt af van de temperatuur van het medium waarbij rekening wordt
gehouden met de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor. Zie de onderstaande grafiek:
ATEX installatie-instructies
TEMP. SENSORMEDIUM (°C)
Ta
–50 °C tot +55 °C
Ui
DC
Ii
Pi
Ci
Li
F-Serie sensors (BVS 03 ATEX E 176 X)
17,3
484
2,1
2200
30
V
mA
W
pF
μH
15